ECLI:NL:RBZUT:2006:AY7395
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.K. van den Dungen-Dijkstra
- Rechtspraak.nl
Handhaving van een last onder dwangsom tegen een tuinhuisje op recreatieterrein
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 9 mei 2006, waarin zijn bezwaren tegen een eerder besluit van 8 september 2005 ongegrond werden verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat de eiser een door hem geplaatst tuinhuisje/fitnesshonk diende te verwijderen, met een dwangsom van € 250,-- per week tot een maximum van € 5.000,--. De eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bestuursorgaan in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de begunstigingstermijn niet te verlengen. De voorzieningenrechter benadrukte dat handhaving van belang is en dat er slechts onder bijzondere omstandigheden van handhaving kan worden afgezien. De eiser kon geen gelijke gevallen aanvoeren die zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel onderbouwden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zicht is op legalisering van het tuinhuisje en dat de door verweerder bepaalde begunstigingstermijn niet onredelijk kort was.
De uitspraak concludeert dat het beroep van de eiser ongegrond is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.