RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460085-06
Uitspraak d.d.: 29 augustus 2006
tegenspraak / oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 augustus 2006.
Nadat op de terechtzitting de vordering nadere omschrijving tenlastelegging is toegewezen, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot
en met 2 februari 2006 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Doetinchem en/of
Montferland en/of Oude IJsselstreek en/of (elders) in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) speed
en/of meerdere, althans een XTC-pil(len), in elk geval (telkens) (een)
hoeveelhe(i)d van een materiaal bevattende (met)amfetamine en/of MDA
(tenamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA
en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine, zijnde (telkens) amfetamine en/of MDA
(tenamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA
en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine, (telkens) (een) middel(en) vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 2 februari 2006 te 's-Heerenberg, althans in de gemeente
Montferland, en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied
van Nederland heeft gebracht (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende speed, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond A Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2005 tot en met 2 februari 2006 in de
gemeenten Harderwijk en/of Doetinchem en/of Montferland en/of Oude IJsselstreek
en/of (elders) in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden speed en XTC-pil(len) van een materiaal
bevattende (met)amfetamine en/of MDMA, zijnde telkens amfetamine en/of MDMA, telkens een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 februari 2006
te ’s-Heerenberg en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een
hoeveelheid van een materiaal bevattende speed, zijnde amfetamine telkens een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handel in speed en xtc-pillen en de uitvoer van die speed naar Duitsland, terwijl het om middelen gaat die voor de gezondheid van personen schadelijk zijn. De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de relatief grote hoeveelheden die verdachte verhandelde en de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen van handel en uitvoer worden opgelegd.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij in beperkte kring heeft gedeald.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de navolgende bijzondere voorwaarde stellen.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: (zakjes met) verdovende middelen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de personenauto.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Borgerhoff Mulder en Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2006.
Mr. Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.