ECLI:NL:RBZUT:2006:AY7063

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580288-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Hoorn
  • A. Borgerhoff Mulder
  • W. Willemse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in harddrugs en verboden wapenbezit bestraft met 4 jaren gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in harddrugs en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met 2 februari 2006 in de gemeente Harderwijk en elders in Nederland opzettelijk cocaïne, speed en XTC-pillen heeft verkocht en/of afgeleverd. De verdachte werd ook beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, maar de rechtbank heeft hem hiervoor vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte in de genoemde periode een hoofdleverancier was van harddrugs en dat hij in het bezit was van vuurwapens en munitie van categorie III. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte als hoofdleverancier, zijn strafblad en de grote hoeveelheden drugs die hij verhandelde. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer bevolen van de in beslag genomen wapens en munitie. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en mr. Borgerhoff Mulder was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580288-05
Uitspraak d.d.: 29 augustus 2006
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Leeuwarden.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
De vordering nadere omschrijving tenlastelegging (artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) is met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 toegewezen.
De vordering nadere omschrijving tenlastelegging (artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) is met betrekking tot het feit 4 afgewezen.
Het verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie is verworpen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001
tot en met 2 februari 2006 in de gemeente Harderwijk en/of (elders) in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een)
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of speed en/of meerdere, althans een
XTC-pil(len), in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d van een materiaal
bevattende (met)amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA
en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine,
zijnde (telkens) cocaïne en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDMA
en/of MMDA en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA en/of
4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of
derde lid van artikel 2 van die wet,dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 2 februari 2006
in de gemeente Harderwijk en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan
een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van [naam 1] en/of
[naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of één of meer
ander(e) natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, namelijk:
het (telkens) opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van (een) hoeveelhe(i)d(en) van
een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of XTC-pillen (een
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA (tenamfetamine) en/of MDMA
en/of MMDA en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA en/of
4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine), zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het tweede of
derde lid van artikel 2 van die wet en/of krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2006 tot en met 3 februari 2006
in de gemeente Harderwijk een of meer wapens van categorie III, te weten één
of meer pisto(o)l(en) (merk Smith & Wesson en/of merk Glock), en/of munitie
van categorie III, te weten 125 patronen (kaliber 9 x 19 mm) en/of 30 patronen
(kaliber .40), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld, dat een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht heeft bestaan. Voor een organisatie in de zin van dit wetsartikel is vereist dat personen binnen een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband handelen, alsmede dat dit handelen volgens gemeenschappelijke regels met het oog op een gemeenschappelijk doelstelling plaatsvindt. In dit geval wordt aan deze vereisten niet voldaan; veeleer is sprake geweest van intensieve contacten tussen zelfstandig opererende leveranciers en afnemers.
Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat de verklaring van medeverdachte [naam 5] op pagina 1110 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs inhoudt om tot bewezenverklaring van een langere periode dan hierna vermeld te komen, mede gelet op zijn latere verklaring op pagina 1113 waarin hij verklaard heeft de periode niet exact te kunnen aangeven.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van oktober 2003 tot en met
2 februari 2006 in de gemeente Harderwijk en elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd hoeveelheden cocaïne en/of speed, van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde telkens cocaïne en/of amfetamine,
middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 2 februari 2006 tot en met 3 februari 2006
in de gemeente Harderwijk wapens van categorie III, te weten pistolen
(merk Smith & Wesson en merk Glock), en munitie van categorie III,
te weten 125 patronen (kaliber 9 x 19 mm) en 30 patronen (kaliber .40)
voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl hij het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en (met betrekking tot de munitie) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich gedurende een aantal jaren heeft schuldig gemaakt aan de handel in speed en cocaïne, voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de grote hoeveelheden die werden verhandeld, verdachtes rol als “hoofdleverancier” en de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen van handel worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Hoewel verdachte wordt vrijgesproken voor het tweede ten laste gelegde feit, acht de rechtbank een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats op grond van de hiervoor vermelde overwegingen waarbij de rechtbank hem tevens het verboden wapenbezit aanrekent.
De omstandigheid dat verdachte een weeklang geen kranten heeft kunnen lezen en radio heeft kunnen luisteren is, gelet op de korte duur, naar het oordeel van de rechtbank niet een dermate ernstig vormverzuim, dat zij zal bepalen dat de hoogte van de straf zal worden verlaagd ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 3 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 69 patronen 9 mm Luger;
- 1 pistool Glock;
- 1 houder behorende bij pistool Glock;
- 1 instructieboekje en pompstok behorende bij pistool Glock;
- 1 vuurwapen Smith/Wesson model SWC9C;
- 50 patronen Magtech 9 mm Sellier en Bellot Luger/Para
- 2 houders;
- 30 patronen kaliber .40 SNW merk Magtech.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Borgerhoff Mulder en Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2006.
Mr. Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.