ECLI:NL:RBZUT:2006:AY7060

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580373-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. Van Hoorn
  • Mr. Borgerhoff Mulder
  • Mr. Willemse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne, speed en xtc-pillen met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne, speed en xtc-pillen in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 februari 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in samenwerking met anderen, op meerdere tijdstippen in de gemeente Harderwijk en elders in Nederland, deze drugs heeft verhandeld. De rechtbank heeft daarbij gelet op de grote hoeveelheden drugs die zijn verhandeld, het aantal afnemers en het strafblad van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met drugshandel, zoals ten laste gelegd onder punt 2 van de aanklacht. De rechtbank heeft de verdachte hiervan vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd samenwerkingsverband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en heeft dit gekwalificeerd als een misdrijf dat meermalen is gepleegd.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gezondheidsschade die de verhandelde stoffen kunnen veroorzaken, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580373-05
Uitspraak d.d.: 29 augustus 2006
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem (De Berg).
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 augustus 2006.
De tenlastelegging
Nadat op de terechtzitting de vordering nadere omschrijving tenlastelegging is toegewezen, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003
tot en met 2 februari 2006 in de gemeente Harderwijk en/of (elders) in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een)
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of speed en/of meerdere, althans een
XTC-pil(len), in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d van een materiaal
bevattende (met)amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA
en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine,
zijnde (telkens) cocaïne en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDMA
en/of MMDA en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA en/of
4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of
derde lid van artikel 2 van die wet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 februari 2006
in de gemeente Harderwijk en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan
een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van [naam 1] en/of
[naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of één of meer
ander(e) natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, namelijk:
het (telkens) opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van (een) hoeveelhe(i)d(en) van
een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of XTC-pillen (een
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA (tenamfetamine) en/of MDMA
en/of MMDA en/of N-ethyl-MDA en/of N-hydroxy MDA en/of
4-broom-2,5-dimethoxyfenetylamine), zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het tweede of
derde lid van artikel 2 van die wet en/of krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld, dat een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht heeft bestaan. Voor een organisatie in de zin van dit wetsartikel is vereist dat personen binnen een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband handelen, alsmede dat dit handelen volgens gemeenschappelijke regels met het oog op een gemeenschappelijk doelstelling plaatsvindt. In dit geval wordt aan deze vereisten niet voldaan; veeleer is sprake geweest van intensieve contacten tussen zelfstandig opererende leveranciers en afnemers.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 februari 2006 in de gemeente Harderwijk.
telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden cocaïne en/of speed en/of XTC-pillen, van een materiaal bevattende (met)amfetamine en/of MDMA, zijnde telkens cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, speed en xtc-pillen, voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de vele afnemers die verdachte had, de grote hoeveelheden die werden verhandeld en de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen van handel worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Borgerhoff Mulder en Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2006.
Mr. Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.