RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580136-06
Uitspraak d.d.: 23 augustus 2006
Tegenspraak / dip
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer] op de grond heeft/hebben geduwd en/of
- [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd "haal je zakken leeg, geld,geld" en/of "ik schiet je neer als je niet luistert", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een koud, metalig voorwerp in de nek van [slachtoffer] heeft/hebben geduwd/gehouden, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd/gehouden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
voorzover het bovenstaande op één of meer punten niet tot een
bewezenverklaring leidt,
hij in of omstreeks de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer] op de grond heeft/hebben geduwd en/of
- [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd "haal je zakken leeg, geld,geld" en/of "ik schiet je neer als je niet luistert", althans woorden van gelijkde (dreigende) aard of strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een koud, metalig voorwerp in de nek van [slachtoffer] heeft/hebben geduwd/gehouden, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd/gehouden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen) auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door en namens verdachte is bepleit dat de ten aanzien van verdachte afgelegde belastende verklaringen in het dossier, niet betrouwbaar zijn. In dit verband is naar voren gebracht dat, nadat medeverdachte [verdachte 2] een bekennende en voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, door [verdachte 2] gedetailleerde informatie met betrekking tot hetgeen hij zou hebben verklaard naar de overige medeverdachten is doorgespeeld. Dientengevolge zou medeverdachte [verdachte 4] zijn bekennende en voor verdachte belastende verklaringen op deze informatie hebben afgestemd. Ofschoon wettig bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, bepleit verdachte vrijspraak ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten, nu – gelet op zijn ontkennende verklaringen – de overtuiging ontbreekt dat verdachte deze feiten begaan heeft.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet is komen vast te staan of [verdachte 2] daadwerkelijk informatie heeft laten uitgaan naar de medeverdachten, noch dat deze informatie de medeverdachten heeft bereikt en evenmin wat de inhoud en strekking van deze informatie zou zijn geweest. De rechtbank stelt vast dat de voor verdachte belastende verklaringen van [verdachte 2] en [verdachte 4] consistent zijn, op essentiële punten met elkaar overeenkomen en voorts dat beide medeverdachten ook zichzelf belasten. Nu evenmin anderszins is gesteld of gebleken dat genoemde verklaringen op elkaar zouden zijn afgestemd, is de rechtbank van oordeel dat aan de verklaringen van [verdachte 2] en [verdachte 4] meer geloof gehecht dient te worden dan aan de ontkennende verklaring van verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
Uit een getapt telefoongesprek dat tussen medeverdachte [verdachte 3] en [naam] kort voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten plaatsvond en de over dit telefoongesprek afgelegde verklaringen blijkt, dat verdachte samen met medeverdachten [verdachte 4], [verdachte 2] en [verdachte 3] en een onbekend gebleven vrouw naar de parkeerplaats Bruggelen aan de rijksweg A1 is gereden om aldaar ‘homo’s te pesten’. Tijdens dit telefoongesprek wordt op de achtergrond gesproken over ‘9 mm’ en ‘gaspatronen’ en wordt gezegd: “Dan sluiten we de hekken. Dan kunnen ze geen kant meer op, dan pak ik ze allemaal jongen” (dossierpagina: 230-232). Uit de verklaringen van [verdachte 2] (dossierpagina 723-725) en verdachte zelf (dossierpagina: 780) blijkt dat dit laatste is gezegd door verdachte. Bovendien, zo concludeert de rechtbank, blijkt hieruit dat niet alleen verdachte, maar ook zijn medeverdachten ervan op de hoogte waren dat verdachte die avond een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had, waarvan uit de later afgelegde verklaringen van [verdachte 2] (dossierpagina: 738 en 749) en [verdachte 4] (dossierpagina: 844) duidelijk is geworden dat het een balletjespistool en/of gaspistool betrof.
De rechtbank is van oordeel dat verdachten, door met voormeld doel en met dit balletjespistool gezamenlijk op stap te gaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het wapen ook daadwerkelijk zou worden gebruikt.
Aangekomen op de parkeerplaats is het slachtoffer door medeverdachte [verdachte 2] met een slag naar de grond geduwd. Vervolgens heeft verdachte het initiatief genomen het slachtoffer naar diens geld te vragen en heeft hij daarbij het balletjespistool bij het slachtoffer in de nek gelegd. Hij heeft het slachtoffer gedwongen zijn autosleutels af te geven. [verdachte 2] heeft daarop de mobiele telefoon van het slachtoffer weggenomen teneinde te voorkomen dat het slachtoffer alarm zou kunnen slaan. Nadat het slachtoffer de sleutels van zijn auto had afgegeven, zijn verdachte, [verdachte 2] en de onbekende vrouw met de auto van het slachtoffer weggereden. De twee andere medeverdachten ([verdachte 3] en [verdachte 4]) hebben het slachtoffer nog korte tijd onder controle gehouden en boden daarmee aan de anderen de gelegenheid weg te gaan met de ontvreemde autosleutels, de auto en de mobiele telefoon. Daarna hebben zij zich naar hun eigen auto begeven.
Vervolgens heeft tussen verdachten telefonisch overleg plaatsgevonden, onder meer met behulp van de ontvreemde telefoon en zijn zij weer bij elkaar gekomen. Zij hebben geprobeerd de weggenomen auto in een kanaal te laten verdwijnen vanwege het willen wissen van achtergelaten sporen. Dat is niet gelukt. Verdachten zijn in de auto van [verdachte 4] naar het huis van [verdachte 1] gereden om benzine te halen, waarmee de auto van het slachtoffer tenslotte in brand is gestoken. (Het vorenstaande is gebaseerd op de verklaringen van medeverdachten [verdachte 4] en [verdachte 2], onder meer dossierpagina’s: 737-743 en 841-845).
De rechtbank stelt vast dat voor bewezenverklaring van medeplegen uitdrukkelijke en vooraf gemaakte afspraken niet zijn vereist, en dat ook stilzwijgende samenwerking medeplegen kan opleveren. Gelet op de hiervoor vermelde gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat, nu op geen enkele wijze is gebleken dat een van de (mede)verdachte(n) zich heeft gedistantieerd van de handelingen van verdachte, doch integendeel is gebleken dat zij allen actief, ieder op zijn eigen wijze, hebben bijgedragen aan de beroving van het slachtoffer en het wegnemen van de auto en de mobiele telefoon, sprake is van medeplegen van afpersing en medeplegen van vernieling.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en (auto)sleutels en een auto, toebehorende aan die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- [slachtoffer] op de grond hebben geduwd en
- [slachtoffer] hebben geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en
- [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd "haal je zakken leeg, geld, geld" en "ik schiet je neer als je niet luistert", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een koud voorwerp in de nek van [slachtoffer] hebben geduwd/gehouden;
hij in de periode van 09 september 2005 tot en met 10 september 2005 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder 1 primair en 2 is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. (primair) : medeplegen van afpersing;
2. : medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat uit de te hanteren bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een grote rol in het geheel heeft gespeeld, in die zin dat verdachte degene was die de aanzet gaf tot het onder 1 primair bewezenverklaarde. Verdachte is tezamen met zijn mededaders naar de parkeerplaats te Bruggelen gegaan om aldaar ‘homo’s te pesten’, hetgeen door de rechtbank op zich reeds laakbaar wordt geacht. Vervolgens is verdachte initiator geweest van het verdergaand overschrijdend gedrag door het slachtoffer een balletjespistool in de nek te leggen en hem daarbij te dwingen tot de afgifte van goederen, te weten autosleutels. Gelet op de rol van verdachte in het geheel van verrichte handelingen acht de rechtbank de na te melden strafoplegging passend. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat het handelen van verdachte en zijn mededaders, het gevoel van onveiligheid op straat in het algemeen en dat van het slachtoffer in het bijzonder heeft doen toenemen.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij nauwelijks justitiële documentatie heeft.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling bij de politierechter in deze rechtbank van 15 maart 2006.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 63, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Hemrica en Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2006.