RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460238-06
Uitspraak d.d.: 22-08-2006
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in HvB te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn ter voorbereiding van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en/of met voorbedachten rade van het leven te beroven,
opzettelijk voorhanden heeft gehad een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp en/of een snorfiets/bromfiets, immers heeft hij, verdachte:
-uit zijn, verdachtes, en/of zijn moeders woning een (keuken)mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp gepakt en/of
-(daarbij) tegen zijn, verdachtes, moeder gezegd: "Ik geen vader, dan hij ook
geen vader" en/of "En nu gaat hij eraan, de moordenaar van mijn vader" en/of
"Ik houd van je, maar ik moet dit doen", althans woorden van gelijke aard of
strekking en/of
-voornoemd mes in het zadel van zijn, verdachtes, snorfiets/bromfiets gelegd
en/of
-met voornoemde snorfiets/bromfiets gereden naar de straat van voornoemde
[slachtoffers],
terwijl een begin van uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
aangevangen;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
althans voor zover het bovenstaande op één of meer punten niet tot een
bewezenverklaring leidt
hij op of omstreeks 06 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn ter voorbereiding van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
voorhanden heeft gehad een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of
een snorfiets/bromfiets, immers heeft hij, verdachte:
-uit zijn, verdachtes, en/of zijn moeders woning een (keuken)mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp gepakt en/of
-(daarbij) tegen zijn, verdachtes, moeder gezegd: "Ik geen vader, dan hij ook
geen vader" en/of "En nu gaat hij eraan, de moordenaar van mijn vader" en/of
"Ik houd van je, maar ik moet dit doen", en/of
-voornoemd mes in het zadel van zijn, verdachtes, snorfiets/bromfiets gelegd
en/of
-met voornoemde snorfiets/bromfiets gereden naar de straat van voornoemde
[slachtoffers],
terwijl een begin van uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
aangevangen;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
Hij op of omstreeks 06 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een voertuig, (snorfiets/bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1030 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 06 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn ter voorbereiding van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
opzettelijk voorhanden heeft gehad een mes en een snorfiets, immers heeft hij, verdachte:
-uit zijn, verdachtes, en zijn moeders woning een keukenmes gepakt en
- daarbij tegen zijn, verdachtes, moeder gezegd: "Ik geen vader, dan hij ook
geen vader" en "En nu gaat hij eraan, de moordenaar van mijn vader" en
"Ik houd van je, maar ik moet dit doen" en
-voornoemd mes in het zadel van zijn, verdachtes, snorfiets gelegd
en
-met voornoemde snorfiets gereden naar de straat van voornoemde
[slachtoffers],
terwijl een begin van uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
aangevangen;
hij op 06 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een voertuig, (snorfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1030 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 primair: voorbereiding van moord.
feit 2: overtreding van artikel 8 tweede lid, aanhef en onder a, Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een monodisciplinair rapport gedateerd 1 augustus 2006 opgemaakt door mevr. drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/psychotherapeut.
Met de conclusie van dit rapport, te weten:
“dat verdachte met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid vanwege een persoonlijkheidsstoornis verminderd toerekeningsvatbaar wordt geadviseerd en een behandeling gericht op het leren herkennen en uiten van gevoelens noodzakelijk wordt geacht”
kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte door te handelen als bewezen verklaard grote angst en onrust heeft veroorzaakt bij de directe slachtoffers door zich, onder invloed van veel alcohol, gewapend met een keukenmes, naar het huis van de potentiële slachtoffers te begeven. Deze situatie is door hen als zeer bedreigend ervaren. De ervaring leert dat delicten zoals bewezen verklaard onder 1 veelal de oorzaak zijn van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij de directe slachtoffers. Dergelijk gedrag veroorzaakt tevens veel onrust in de omgeving en draagt bij aan de in de samenleving bestaande onveiligheidsgevoelens.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de verdachte een tweetal bijzondere voorwaarden opleggen. Ten eerste dient verdachte zich te laten begeleiden door de reclassering, ook wanneer dit een ambulante behandeling inhoudt. Verdachte zal daarnaast een contactverbod worden opgelegd, alsmede een straatverbod voor de personen en de directe omgeving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 46, 57, 91 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en 8 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde
- zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- gedurende de hierbij op 3 (drie) jaren vastgestelde proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft:
Zij stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt,
ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Tactus, instelling voor Verslavingszorg. De veroordeelde zal zich dan houden aan de aanwijzingen en voorschriften die door Tactus zullen worden gegeven.
* dat veroordeelde geen contact zal zoeken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
* dat veroordeelde zich niet op de [straatnaam] te Klarenbeek of de directe omgeving daarvan zal ophouden.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven keukenmes
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van Beuge, rechters, in tegenwoordigheid van Rodewijk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2006.
Mr Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.