ECLI:NL:RBZUT:2006:AY6628

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79382 / KG ZA 06-180
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van de Gemeente Voorst om bouwkavel aan eerst gegadigde te verkopen

In deze zaak vorderde eiser, wonende te [plaats], dat de Gemeente Voorst verplicht werd om een bouwkavel aan hem te verkopen. De procedure begon met de dagvaarding en mondelinge behandeling, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Eiser had in het najaar van 2005 interesse getoond in een bouwkavel die door de gemeente Voorst werd aangeboden. Na het indienen van een koopovereenkomst op 1 mei 2006, ontving eiser op 3 mei 2006 een brief van de gemeente waarin werd aangegeven dat de gemeente zich moest beraden over de verkoop. Op 16 mei 2006 werd eiser meegedeeld dat zijn inschrijving ongeldig was, omdat er twijfels bestonden over zijn intentie tot zelfbewoning. Eiser voerde aan dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat de gemeente Voorst deze diende na te komen. De gemeente betwistte dit en stelde dat de koopovereenkomst was ontbonden omdat de goedkeuring van het college van Burgemeester en Wethouders ontbrak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Voorst haar medewerking moest verlenen aan de totstandkoming van de koopovereenkomst, omdat eiser inmiddels voldeed aan de zelfbewoningscriteria. De rechter stelde vast dat de gemeente in strijd met het vertrouwensbeginsel handelde door een hogere boete te stellen in de nieuwe koopovereenkomst dan in de eerdere overeenkomst. De rechter bepaalde dat de boete op 15% moest worden gesteld in plaats van 50% en dat de gemeente Voorst binnen twee dagen na betekening van het vonnis een ondertekende overeenkomst aan eiser moest doen toekomen. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.281,87 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK Zutphen
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 79382 / KG ZA 06-180
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats], [naam gemeente],
eiser,
procureur mr. M.H.M. Deppenbroek,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VOORST,
zetelend te Twello,
gedaagde,
procureur mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat mr. J.J. Hoekstra te Breda.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente Voorst genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Gemeente Voorst.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In het najaar van 2005 heeft de gemeente Voorst conform het bestemmingsplan Achter ’t Holthuis een aantal bouwkavels publiekelijk te koop aangeboden. [eiser] had en heeft interesse in een van de aangeboden bouwkavels en heeft daartoe bij de gemeente Voorst een informatiepakket opgevraagd en gekregen.
2.2. Het door de gemeente Voorst verstrekte informatiepakket bestond uit een informatiebrochure, een beschrijving van de inschrijf- en lotingsprocedure en een conceptkoopovereenkomst. In deze informatiebrief is het navolgende opgenomen:
“Binnen een week na de loting wordt de voorlopige koopovereenkomst aangeboden. Binnen een week na ontvangst dient de koper deze overeenkomst te ondertekenen. In de koopovereenkomst kan een voorbehoud van financiering worden opgenomen met een werkingsduur van maximaal 3 weken. De overeenkomst moet worden goedgekeurd door het college van Burgemeester en Wethouders. Dat gebeurt binnen zes weken na ondertekening.”
Voorts staat in de informatiebrief vermeld:
“Om te voorkomen dat een kavel wordt verkocht met het oogmerk om deze ( met winst) aan anderen door te verkopen wordt in de overeenkomst bepaald dat als de kavel of de daarop te bouwen woning wordt doorverkocht aan een persoon die geen sociale of economische binding met Voorst heeft, dat dan de koper een toeslag op de koopsom moet betalen. Die toeslag bedraagt het geschatte voordeel dat de gemeente hem heeft gegund, namelijk 15% van de koopsom. De gemeente kan van deze regeling in bepaalde gevallen ontheffing verlenen.”
2.3. In de beschrijving van de inschrijf- en lotingsprocedure staat onder punt 5. vermeld:
“ Uitsluitend natuurlijke personen met als doel “zelfbewoning” kunnen voor zichzelf inschrijven”.
En onder punt 10.:
“Een eenmaal ingediend inschrijfformulier dan wel een geloot keuzerecht is niet overdraagbaar.”
2.4. [eiser] heeft zich ingeschreven voor [bouwkavel nummer A] van het project, een van de bouwkavels bestemd voor (de helft van) een twee-onder-een-kapwoning. De bouwkavels zijn vervolgens op 28 november 2005 bij een notaris verloot onder de inschrijvers. Bij deze loting is [eiser] als tweede ingeloot voor kavel vijf. Nadat de als eerste ingelote inschrijver te kennen had gegeven geen belangstelling meer te hebben voor [bouwkavel nummer A], is [eiser] als eerste reserve in aanmerking gekomen voor de aankoop. De broer van [eiser], [broer eiser], die zich heeft ingeschreven voor [bouwkavel nummer B] is uitgeloot.
2.5. Op 9 januari 2006 heeft voor alle ingelotenen een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Op 20 april 2006 heeft op het gemeentehuis een bespreking plaatsgevonden, waarbij [eiser], de heer [A] en de heer [B] aanwezig waren, teneinde de voortgang van de bouwaanvraag voor de twee-onder-een-kap-woning met elkaar te bespreken.
2.6. Op 1 mei 2006 heeft [eiser] de koopovereenkomst ondertekend en verzonden aan de gemeente Voorst. Op 3 mei 2006 heeft de gemeente Voorst een brief verzonden aan [eiser] met de volgende inhoud:
“Zoals telefonisch reeds weergegeven op de ochtend van 3 mei 2006, zal de gemeente Voorst zich moeten beraden over haar positie ten aanzien van de ontstane situatie bij de verkoop van de kavels [nummer A en B] uit de derde uitgiftefase van het plan Achter ’t Holthuis.
Op uiterlijk 18 mei 2006 wordt u op de hoogte gesteld van onze verder positie in deze discussie. Wanneer er voor die tijd de door u getekende koopcontacten en de daarbij behorende aanbetaling van € 10.000,-- binnenkomen, wordt de behandeling daarvan opgeschort tot het eerder genoemde moment.”
2.7. De gemeente Voorst heeft bij brief van 16 mei 2006 [eiser] – onder meer – het navolgende bericht:
“(...) Wij hebben geconstateerd dat uw inschrijving van november 2005 om in aanmerking te komen voor de kavels [nummers] uit fase 3 ongeldig is. Deze constatering berust op de volgende feiten:
1. op de informatiebijeenkomst van 9 januari 2006 werd onze projectleider aangesproken door uw vader, [vader eiser]. Deze vroeg naar de mogelijkheden om de grond waarvoor u in aanmerking komt direct te leveren aan uw oudere broer, [broer eiser]. Op dat moment is aangegeven dat dit in strijd is met de Inschrijf- en Lotingsprocedure. Uit dit gesprek moet de conclusie worden getrokken dat het de bedoeling is dat uw broer, [broer eiser], de eigendom van de kavel verkrijgt, de woning gaat bouwen en deze uiteindelijk zal gaan bewonen;
2. op 9 mei 2006 ontvingen wij een kopie van een brief van de heer [B] gericht aan u. Uit de brief concluderen wij dat u feitelijk niet betrokken bent bij de communicatie omtrent de woningbouwplannen. Meermalen worden in deze brief uw broer en uw vader als gesprekspartners aangeduid;
3. Op 12 mei 2006 ontving ons college een brief van de heer [B]. In deze brief uit de heer [B] zijn zorg omtrent het moeizame traject om te komen tot een bouwaanvraag. Tevens brengt hij onder de aandacht dat hij u slechts eenmaal heeft ontmoet en dat alle contacten erop duiden dat uw oudere broer, [broer eiser], zal gaan wonen op [bouwkavel nummer A] Tevens geeft hij ons aan dat het uw broer is die de financiering heeft aangevraagd bij de Rabobank te Twello.
In de Inschrijf- en Lotingsprocedure voor de derde uitgiftefase Achter ’t Holthuis staat het volgende in artikel 5: “Uitsluitend natuurlijke personen met als doel zelfbewoning kunnen voor zichzelf inschrijven.” Uit al het bovenstaande blijkt echter het tegendeel. U voldoet hierdoor niet aan het gestelde in artikel 5. Hieruit moeten wij concluderen dat uw inschrijving van november 2005 ongeldig is. De ongeldigheid van de inschrijving leidt ertoe dat wij niet bereid zijn om met u een koopovereenkomst te sluiten en derhalve dat wij de door u ondertekende koopovereenkomst ook niet zullen aanvaarden op grond van artikel 10.1, onder b van de koopovereenkomst. Hiermee is de gemeente Voorst vrij om de kavel aan te bieden aan de eerstvolgende lotingsreserve op de lijst.”
2.8. Bij brief van 18 mei 2006 heeft [eiser] de stellingen van de gemeente Voorst weersproken.
2.9. Op 24 mei 2006 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden waarin [eiser] heeft benadrukt dat hij voldoet aan de inschrijfcriteria. [eiser] heeft op die dag bovendien schriftelijk verklaard dat hij nog steeds de bouwkavel wil kopen met het doel “zelfbewoning”. De gemeente Voorst heeft vervolgens bij brief van 31 mei 2006 haar standpunt herzien en geconcludeerd dat [eiser] wel aan de zelfbewoningscriteria van de Inschrijf- en Lotingsprocedure voldoet.
2.10. De gemeente Voorst heeft bij laatstgenoemde brief aan [eiser] een nieuwe koopovereenkomst toegezonden met het verzoek deze te ondertekenen en te retourneren voor 16 juni 2006 bij gebreke waarvan de bouwkavel aan de volgende gegadigde zal worden aangeboden. In deze brief bericht de gemeente Voorst [eiser] het navolgende:
“ Ons besluit
In eerste instantie hebben wij de door u getekende koopovereenkomst niet aanvaard omdat uit feiten en omstandigheden was gebleken dat u niet voldeed aan de criteria van de Inschrijf- en Lotingsprocedure. Inmiddels heeft u een schriftelijke verklaring overgelegd waarin u verklaart de kavel te kopen voor zelfbewoning.
Hieruit kunnen wij nu concluderen dat u blijkbaar wel voldoet aan de zelfbewoningscriteria van de Inschrijf- en Lotingsprocedure. Wij zullen u hier echter aanhouden. Dat betekent dat wij het voornemen hebben met u de koopovereenkomst alsnog aan te gaan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat u een boete verschuldigd zult zijn van 50% van de koopsom wanneer u niet voldoet aan de zelfbewoningscriteria.”
2.11.Bij brief van 10 juni 2006 heeft [eiser] de gemeente Voorst bericht dat hij niet akkoord gaat met het antispeculatiebeding zoals dat is opgenomen in de nieuwe koopovereenkomst en verzoekt de gemeente Voorst alsnog tot ondertekening van de door hem al reeds op 1 mei 2006 ondertekende koopovereenkomst over te gaan.
2.12. De gemeente Voorst heeft hierop bij brief van 30 juni 2006 afwijzend gereageerd en gemeld dat zij zich vrij acht om bouw kavel vijf thans aan de volgende gegadigde aan te bieden nu zij niet voor 16 juni 2006 van [eiser] een ondertekend exemplaar van de op 31 mei 2006 aan hem toegezonden koopovereenkomst heeft ontvangen.
2.13. [eiser] heeft bij brief van 11 juli 2006 de gemeente Voorst verzocht te bevestigen dat de bouwkavel nog niet aan een derde is verkocht, of binnen vier weken aan een derde zal worden verkocht, zodat getracht kan worden de kwestie in der minne te regelen. De gemeente Voorst heeft daarop laten weten dat de bouwkavel nog niet aan een derde is verkocht maar dat er wel reeds een aanbod is gedaan.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
primair:
a. de gemeente Voorst zal gebieden om voor 1 september 2006 het deel van het perceel gelegen te Voorst, kadastraal bekend gemeente Twello, [kadasternummer], plaatselijk bekend als [bouwkavel nummer A], aan [eiser] te leveren voor de prijs van [bedrag] en alle daartoe benodigde (rechts)handelingen te verrichten zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat de gemeente Voorst na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 250.000,--;
b. de gemeente Voorst zal gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de schriftelijke overeenkomst tussen partijen tot koop en verkoop van [bouwkavel nummer A] te ondertekenen en deze ondertekende overeenkomst aan [eiser] te doen toekomen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 250.000,--;
c. zal bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot levering van het registergoed, althans een vertegenwoordiger aan te wijzen die, indien de gemeente Voorst in gebreke blijft aan genoemd bevel te voldoen, de rechtshandelingen voor de gemeente Voorst zal verrichten;
subsidiair:
d. de gemeente Voorst zal gebieden om binnen twee dagen na dit vonnis aan [eiser] te doen toekomen een door de gemeente Voorst ondertekende overeenkomst tot koop en verkoop van het deel van het perceel gelegen te Voorst, kadastraal bekend gemeente Twello, [kadasternummer], plaatselijk bekend als [bouwkavel nummer A], identiek aan de door [eiser] op 1 mei 2006 ondertekende overeenkomst;
e. de gemeente Voorst zal verbieden het deel van het perceel gelegen te Voorst, kadastraal bekend gemeente Twello, [kadasternummer], plaatselijk bekend [bouwkavel nummer A], anders dan aan [eiser] te vervreemden of ten gunste van [eiser] te bezwaren, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 250.000,-- per overtreding, zulks met een maximum van € 250.000,--;
f. de gemeente Voorst zal veroordelen tot betaling aan [eiser] een voorschot op een nader vast te stellen schadevergoeding ten bedrage van € 17.336,25 binnen dagen na betekening van dit vonnis;
g. de gemeente Voorst zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. De Gemeente Voorst voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] legt aan zijn primaire vorderingen ten grondslag dat op 1 mei 2006 tussen hem en de gemeente Voorst een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Hij stelt daartoe dat de gemeente Voorst door het zenden van een definitieve koopovereenkomst aan [eiser] een aanbod heeft gedaan tot koop van [bouwkavel nummer A]. Door deze koopovereenkomst getekend te retourneren binnen de gestelde termijn heeft [eiser] het aanbod van de gemeente Voorst aanvaard. Daarom mocht hij erop vertrouwen dat er daadwerkelijk op grond van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek een koopovereenkomst tot stand was gekomen. Derhalve dient deze koopovereenkomst door de gemeente Voorst te worden nagekomen.
4.2. Uit de gedingstukken blijkt onmiskenbaar dat de gemeente Voorst al bij brief van 3
mei 2006 [eiser] op de hoogte heeft gebracht van het feit dat de gemeente Voorst zich aan het beraden is over haar positie ten aanzien van de ontstane situatie bij de verkoop van de bouwkavels [nummer A en B]. In deze brief staat verder vermeld: “Op uiterlijk 18 mei 2006 wordt u op de hoogte gesteld van onze verdere positie in deze discussie. Wanneer er voor die tijd de door u getekende koopcontracten en de daarbij behorende aanbetaling van € 10.000,-- binnenkomen, wordt de behandeling daarvan opgeschort tot het eerder genoemde moment.”
De brief van 16 mei 2006 die [eiser] vervolgens van de gemeente Voorst heeft ontvangen, waarin de gemeente Voorst kenbaar maakt dat zij geconcludeerd heeft dat [eiser] niet voldoet aan de zelfbewoningscriteria van de Inschrijf- en Lotingsprocedure, zodat het college van Burgermeester en Wethouders haar goedkeuring aan de koopovereenkomst heeft onthouden, kan derhalve voor [eiser] geen verrassing zijn geweest.
4.3. De brief van [eiser] van 18 mei 2006, waarin hij zijn verbazing uit over de gang van zaken, snijdt dan ook geen hout. Immers, zoals hiervoor onder 4.2. is overwogen was het al in een vroeg stadium van de procedure voor [eiser] duidelijk, althans had het redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat hij er ernstig rekening mee diende te houden dat het college van Burgemeester en Wethouders haar goedkeuring aan de koopovereenkomst zou onthouden.
4.4. Ook de stelling van [eiser] dat de gemeente Voorst geen beroep toekomt op de ontbindende voorwaarde van artikel 10.1 onder b. van de koopovereenkomst gaat niet op.
Artikel 10.1 onder b. van de koopovereenkomst bepaalt namelijk dat de overeenkomst in werking treedt, onder de ontbindende voorwaarde dat deze overeenkomst niet binnen zes weken na ondertekening is aanvaard door Burgemeester en Wethouders.
Nu het college van Burgemeester en Wethouders haar goedkeuring aan de koopovereenkomst heeft onthouden, is de koopovereenkomst door het in vervulling gaan van de voorwaarde als bedoeld in artikel 10.1 onder b. van de koopovereenkomst ontbonden. Nu het niet mogelijk is nakoming van een ontbonden overeenkomst te vorderen zullen de primaire vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.5. Aan zijn subsidiaire vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat de gemeente Voorst in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hij voert daartoe onder meer aan dat de handelwijze van de gemeente Voorst – de bekendmaking van de wijze van verkoop, de loting en de voorwaarden – bij hem de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat, indien hij zou worden ingeloot voor [bouwkavel nummer A], hij de bouwkavel ook voor de door de gemeete Voorst bepaalde prijs en onder de in de verkoopovereenkomst bepaalde voorwaarden zou kunnen kopen. Nadat de gemeente Voorst haar standpunt had herzien en hem een nieuwe koopovereenkomst had aangeboden, mocht hij erop vertrouwen dat deze koop onder dezelfde voorwaarden tot stand zou komen. Door een koopovereenkomst met een andersluidend antispeculatiebeding aan te bieden, handelt de gemeente Voorst in strijd met het vertrouwensbeginsel.
4.6. De gemeente betwist dat zij in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door [eiser] een nieuwe koopovereenkomst met een andersluidend antispeculatiebeding aan te bieden. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst zij naar het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2006 (AB 2006/198) waarin de Hoge Raad bepaalt dat een antispeculatiebeding dat op de verdeling van – op de bouwkavel te realiseren – woonruimte ziet en dat beperkingen aanbrengt op het recht van vrije vestiging als een onaanvaardbare doorkruising van de Huisvestingswet heeft te gelden. Het beding is daarom nietig. Daar de oude koopovereenkomst een dergelijk antispeculatiebeding bevatte, heeft de gemeente Voorst het oude artikel 8 moeten verwijderen en moeten vervangen door een nieuw antispeculatiebeding.
4.7. Tussen partijen staat onweersproken vast dat [eiser] thans wel aan de zelfbewoningscriteria van de Inschrijf- en Lotingsprocedure voldoet zodat hij als ingelotene het recht heeft om een koopovereenkomst, inhoudende de aankoop van [bouwkavel nummer A], met de gemeente Voorst aan te gaan. Gelet op het gegeven dat in de informatiebrochure en in de conceptkoopovereenkomst nauwkeurig staat omschreven onder welke voorwaarden de bouwkavels zullen worden verkocht alsmede gezien het feit dat de gemeente Voorst op haar eerdere weigering om de koopovereenkomst te aanvaarden is teruggekomen, mocht [eiser] er op vertrouwen dat de koop onder dezelfde voorwaarden tot stand zou komen. Dat in de tussentijd de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat een antispeculatiebeding zoals door de gemeente Voorst is opgenomen in haar koopovereenkomst nietig is, valt de gemeente Voorst niet te verwijten. Bij gebreke van een eerste geldige koopovereenkomst was de gemeente Voorst dan ook genoodzaakt om een nieuwe koopovereenkomst met een aangepast antispeculatiebeding op te stellen en deze aan [eiser] aan te bieden. Nu in de nieuwe koopovereenkomst, behalve een aangepast antispeculatiebeding, ook een langere termijn is opgenomen waarbinnen de woning niet verkocht mag worden, is het, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, gerechtvaardigd dat [eiser] de nieuwe koopovereenkomst niet heeft geaccepteerd en hij de gemeente Voorst heeft verzocht om aanhouding teneinde de kwestie in der minne te kunnen regelen. Tegen deze achtergrond is de handelwijze van de gemeente Voorst, door de bouwkavel aan een derde te koop aan te bieden omdat [eiser] de nieuwe koopovereenkomst niet binnen de door de gemeente Voorst gestelde termijn aan haar heeft geretourneerd, in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.8. Nu in de gegeven omstandigheden [eiser] de eerst gerechtigde is voor [bouwkavel nummer A], kan het oordeel niet anders luiden dan dat de gemeente Voorst haar medewerking dient te verlenen aan het totstandkomen van een nieuwe koopovereenkomst met [eiser].
4.9. Resteert de vraag of de gemeente Voorst onrechtmatig heeft gehandeld door in de koopovereenkomst van [eiser] andere zwaardere voorwaarden te stellen dan in de koopovereenkomsten van de andere kopers.
4.10. [eiser] meent dat de gemeente Voorst in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel door in afwijking van het vermelde in de informatiebrochure in zijn koopovereenkomst een bepaling op te nemen dat bij niet, niet-tijdige of niet behoorlijke nakoming van enige verplichting voortvloeiende uit artikel 8 van de koopovereenkomst de koper aan de gemeente Voorst een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van 50% van de koopsom.
4.11. De gemeente Voorst betwist dat zij in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel door in de koopovereenkomst van [eiser] de boete te stellen op 50% van de koopsom. Ter ondersteuning van haar verweer verwijst zij naar het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2005 (AB 2005/408), waaruit volgt dat een gemeente bij de verkoop van gronden haar beleidsvrijheid niet ontzegd kan worden.
4.12. Uit dit arrest volgt echter tevens dat de gemeente gelijke contractuele voorwaarden dient te hanteren tenzij er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het maken van onderscheid. De gemeente Voorst stelt de boete in de koopovereenkomst van [eiser] zonder enige relevante toelichting op 50%. Wordt in de informatiebrochure, waarin het hierboven onder 2.2. staat vermeld, de boete gelijkgesteld met de geschatte korting op de koopsom van 15 %, ter terechtzitting van 8 augustus 2006 verweert de gemeente Voorst zich enkel met de stelling dat haar bij de verkoop van gronden beleidsvrijheid toekomt. Een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het verschil in hoogte van de boete is door de gemeente Voorst niet gegeven.
4.13. Tegen deze achtergrond en gezien de inhoud van de brief van de gemeente Voorst van 31 mei 2006, waarin zij [eiser] er nadrukkelijk op wijst dat zij hem zal houden aan de zelfbewoningscriteria, zulks op straffe van een boete van 50% van de koopsom bij niet voldoening, moet het er voor worden gehouden dat de gemeente Voorst [eiser] kennelijk (nog) niet vertrouwt en dat zij op grond daarvan een hogere boete verbindt aan het antispeculatiebeding dan bij de overige kopers. Aldus moet geoordeeld worden dat de gemeente Voorst in strijd handelt met eerdergenoemd vertrouwensbeginsel. Derhalve zal de boete op 15% dienen te worden gesteld.
4.14. Het gevorderde verbod en de gevorderde dwangsom zullen worden afgewezen aangezien het er voor mag worden gehouden dat de gemeente Voorst als publiekrechtelijk lichaam haar medewerking zal verlenen aan het totstandkomen van een koopovereenkomst met [eiser] en de bouwkavel niet aan een ander dan aan [eiser] zal vervreemden.
4.15. [eiser] vordert daarnaast een voorlopige voorziening te treffen aldus, dat de gemeente Voorst zal worden veroordeeld tot betaling van een geldsom. Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding geïndiceerd is, moet de voorzieningenrechter volgens de Hoge Raad niet alleen onderzoeken of het bestaan van een vordering van [eiser] op de gemeente Voorst voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Nu [eiser] niets relevants omtrent de beweerdelijk door hem geleden schade heeft gesteld en, voorlopig oordelend, de gemeente Voorst haar medewerking dient te verlenen aan het totstandkomen van een nieuwe koopovereenkomst met [eiser], heeft [eiser] thans geen recht op of belang bij schadevergoeding zodat deze vordering zal worden afgewezen.
4.16. De gemeente Voorst zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 381,00
- overige kosten
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.281,87
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. gebiedt de gemeente Voorst om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te doen toekomen een door de gemeente Voorst ondertekende overeenkomst tot koop en verkoop van het gedeelte van de bouwgrond, plaatselijk bekend als kavel 5, kadastraal bekend als gemeente Twello, [kadasternummer], identiek aan de koopovereenkomst, gedateerd 31 mei 2006, met dien verstande dat het boetepercentage 15% bedraagt;
5.2. veroordeelt de gemeente Voorst in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.281,87;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2006.?