RECHTBANK ZUTPHEN
meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 06/580090-06
ad informandum : 06/580090-06
datum uitspraak : 27 juni 2006
tegenspraak – dip
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats],
wonende te [postcode, plaats], [adres],
thans gedetineerd in PI Achterhoek – HvB Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2006.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 23 februari 2006 te [plaats], althans in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) (totaal ruim 521.000
euro, althans een (groot) geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (geboren in [jaar]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht (telkens) door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 maart 2006 tot en met 10 maart 2006 te [plaats], althans in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straat]) weg te nemen geld en/of goederen, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (geboren in [jaar]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen een ruitje van voornoemde woning heeft/hebben ingeslagen en/of vernield en/of die woning is/zijn binnengeklommen en/of binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.A.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 23 februari 2006 te [plaats], telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen geldbedragen, totaal ruim 425.000,00 euro, toebehorende aan [slachtoffer] (geboren in [jaar]);
1.B.
hij in de periode van 22 februari 2006 tot en met 23 februari 2006 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een geldbedrag, totaal ongeveer 96.000,00 euro, toebehorende aan [slachtoffer] (geboren in [jaar]), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, en inklimming;
hij in de periode van 9 maart 2006 tot en met 10 maart 2006 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat], weg te nemen geld toebehorende aan [slachtoffer] (geboren in [jaar]), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, en inklimming, met zijn mededader een ruitje van voornoemde woning heeft ingeslagen en die woning is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1. A.: Diefstal, meermalen gepleegd;
Feit 1. B.: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2: Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting en uit het omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van “Tactus” van 9 juni 2006 is gebleken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de straftoemeting als volgt:
Verdachte heeft via een thuiszorginstelling bij een [leeftijd] vrouw huishoudelijke werkzaamheden verricht en met haar een zekere vertrouwensrelatie opgebouwd. Zodoende was hij bekend geworden met het feit dat de vrouw een kluis bezat waar veel geld in lag. Ook wist hij dat de vrouw een gehoorapparaat droeg dat zij in de nacht niet in had.
Verdachte heeft de vrouw door het vertellen van zielige, onware verhalen bewogen geld aan hem af te staan. Voorts heeft hij in onbewaakte ogenblikken grote sommen geld uit haar kluis weggenomen. Ook heeft hij eenmaal met een kennis ‘s -nachts ingebroken in de woning van de vrouw en geld uit haar kluis weggenomen. Later heeft hij opnieuw geprobeerd in te breken maar werd hij betrapt en aangehouden.
Door het handelen van verdachte is het slachtoffer vrijwel al haar spaargeld, een bedrag van ongeveer € 521.000, - kwijtgeraakt. Dit geld heeft verdachte in korte tijd opmaakt aan gokken, uitgaan en prostitutiebezoek. Het is niet te verwachten dat het slachtoffer een substantieel deel van het geld terug zal zien.
Verdachte heeft hiermee op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de vrouw in hem stelde en haar kwetsbaarheid als bejaarde alleenstaande vrouw. Bovendien heeft verdachte anderen in zijn handelen meegesleept.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte jong is, niet eerder met justitie in aanraking is geweest en een gokverslaving hem in korte tijd heeft bevangen en niet heeft losgelaten.
Niettemin doet de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, geen recht aan de hoeveelheid feiten die bewezen worden verklaard, de ernst daarvan, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de hoogte van de schade die naar verwachting nauwelijks zal worden gecompenseerd. De rechtbank zal daarom een hogere straf opleggen dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de op de dagvaarding vermelde, ter kennisneming gevoegde feiten, in de zaak met parketnummer 06/580090-06. Verdachte heeft bekend deze feiten te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen. De rechtbank leest als pleegdatum: 1 juli 2005 t/m 1 november 2005 en beschouwt dit als een kennelijke typefout. De verdachte is door deze verbetering niet geschaad in de verdediging.
De benadeelde partij [slachtoffer] wonende te [postcode] [plaats]-[plaats] [straat] [nummer] heeft zich door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, ter zake van het bewezenverklaarde in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 506.950,00. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd vanaf de schadeveroorzakende datum en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van deze vorderingen.
Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de vordering, nu deze in zoverre niet is betwist, tot een bedrag van € 506.950,00 toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 57, 311 van het Wetboek van Straf-recht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is ver-klaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot 8 (acht) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] wonende te [postcode] [plaats]-[plaats] [straat] [nummer] (rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 506.950,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2006 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 506.950,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 maanden hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van der Hooft en Krijger, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, grif-fier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2006.
Mr. De Bie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.