4.2. In het licht van het vorenstaande, dient Jaré aannemelijk te maken dat zij met [gedaagde] in privé zaken heeft gedaan althans dat zij hier gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen. Hierin is zij, op grond van het navolgende, niet geslaagd.
De stelling van Jaré dat [gedaagde] tegenover haar heeft verklaard dat hij in privé wil kopen kan in deze procedure geen rol spelen, omdat deze stelling niet aannemelijker voorkomt dan de tegenovergestelde verklaring van [gedaagde] en voor het leveren van nader (getuigen)bewijs is in deze procedure geen plaats is.
Dat [gedaagde] in privé contracteert ligt bovendien, om de door [gedaagde] genoemde redenen, niet erg voor de hand.
Het procesdossier en het verhandelde ter zitting bieden onvoldoende aanknopingspunten om aannemelijk te achten dat dit toch is gebeurd.
Weliswaar schrijft de makelaar meermalen dat hij in opdracht handelt van [gedaagde] (de naam van de privé-persoon), maar tegelijkertijd stelt hij de koopvoorwaarde dat de koper “Albert Heijn Vaassen of een nader te noemen meester” is. Omdat niet [gedaagde] in privé maar Efgom dit Albert Heijn-filiaal exploiteert vormt deze koopvoorwaarde een belangrijke aanwijzing voor de juistheid van het verweer van [gedaagde] dat hij niet in privé heeft gecontracteerd.
Zo’n aanwijzing is tevens te vinden in de brief van [directeur van Jaré] waarin hij schrijft over de “cliënte” van de makelaar, hetgeen (hoewel wel één keer het woord “zijn” is gebruikt) niet op [directeur van Jaré] als privé-persoon betrekking lijkt te hebben.
[gedaagde] (die naar vast staat eind april 2006 in overspannen toestand is opgenomen in het ziekenhuis) biedt met de niet betwiste stelling dat hij “de feiten niet meer scherp in het vizier had” een afdoende verklaring voor de op zichzelf bevreemdingwekkende omstandigheid dat hij pas geruime tijd nadat hij andere correcties op de koopovereenkomst heeft doorgegeven melding maakt van de fout in de vermelding van de contractspartijen.
Dat de notaris in zijn kladnotitie “[gedaagde]” als kopende partij heeft genoteerd en niet bijvoorbeeld “Efgom” maakt evenmin aannemelijk dat [gedaagde] als privé-persoon wilde kopen, omdat de notaris ook “[directeur van Jaré]” heeft genoteerd als verkopende partij terwijl deze (naar tussen partijen vast staat) voor zijn vennootschap(pen) handelde.
Nu [gedaagde] stelt dat de communicatie met de notaris gebrekkig was (hetgeen gelet op de sommatiebrief van de notaris aannemelijk is), bieden ook de vermelding van de privé-persoon [gedaagde] in de (concept)koopovereenkomst en de adressering van de sommatiebrief onvoldoende aanknopingspunten voor de juistheid van de stellingen van Jaré.
De stelling van Jaré dat Efgom niet de financiële middelen heeft om de koop te sluiten leidt niet tot een ander oordeel, omdat deze stelling niet aannemelijker voorkomt dan de tegenovergestelde verklaring van [gedaagde] en er voor nadere bewijslevering in deze procedure geen plaats is.