ECLI:NL:RBZUT:2006:AX5813

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
60304 HAZA 04-182 en 60331 HAZA 04-184
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid reisbureau na dodelijk duikongeval in Egypte

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van het reisbureau Diving World Nederland B.V. na een dodelijk duikongeval in Egypte. De rechtbank Zutphen heeft op 5 april 2006 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken, waarbij de eisende partijen [eiser A], [eiser B] en [eiser C] vorderingen hebben ingesteld tegen het reisbureau. De kern van het geschil betreft de vraag of de fatale duik op 26 december 2001 deel uitmaakte van het overeengekomen duikpakket. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeengekomen periode voor het duikpakket op 26 december 2001 was geëindigd. De beslissing van het slachtoffer en haar vriendin om deel te nemen aan een duikexcursie op die dag werd gezien als het gebruik maken van een mogelijkheid om, tegen bijbetaling, deel te nemen aan een reeds georganiseerde tocht. Het feit dat de fatale duik werd georganiseerd door dezelfde organisatie die ook de duiken van het duikpakket verzorgde, was onvoldoende om het reisbureau aansprakelijk te achten voor deze excursie. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisende partijen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van Diving World. De rechtbank concludeerde dat de duik niet kon worden beschouwd als onderdeel van de gesloten reisovereenkomst, en dat de aansprakelijkheid van Diving World niet aan de orde was.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummers: 60304 HAZA 04-182 en 60331 HAZA 04-184
Uitspraak : 5 april 2006
Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
Rolnummer: 60304 HAZA 04-182
[eiser A],
wonende te[plaats],
eisende partij,
procureur: mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat : mr. P.H. Ruijzendaal te Zeist
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIVING WORLD NEDERLAND B.V.
gevestigd te Zeddam (gemeente Montferland),
gedaagde partij,
procureur: mr. S.W. Knoop,
advocaten: mr. N.A. de Leeuw en mr. N.E. Koetsier te Alphen aan den Rijn.
Rolnummer: 60331 HAZA 04-184
1. [eiser B],
wonende te [plaats],
2. [eiser C],
wonende te [plaats],
eisende partijen,
procureur: mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat : mr. P.H. Ruijzendaal te Zeist
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIVING WORLD NEDERLAND B.V.
gevestigd te Zeddam (gemeente Montferland),
gedaagde partij,
procureur: mr. S.W. Knoop,
advocaten: mr. N.A. de Leeuw en mr. N.E. Koetsier te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [eiser A], [eiser B], [eiser C], en Diving World.
1. Het verloop van de procedures
Dit verdere verloop blijkt uit:
­ het vonnis van 9 maart 2005,
­ het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 juni 2005,
­ het proces-verbaal van tegengetuigenverhoor d.d. 4 oktober 2005,
­ de conclusie na enquête van de zijde van [eiser A],
­ de conclusie na enquête van de zijde van [eiser B] en [eiser C],
­ de antwoord conclusie na enquête (in beide zaken),
­ de akte uitlating producties van de zijde van [eiser A],
­ de akte uitlating producties van de zijde van [eiser B] en [eiser C]
­ het verzoek om vonnis.
2. De verdere beoordeling van het geschil in beide zaken
2.1 De rechtbank volhardt bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
In beide zaken is de eisende partij(en) opgedragen te bewijzen dat een duik bij het Elphinstone rif deel uitmaakte van het door [eiser A], respectievelijk overledene, met Diving World NL-ANSA v.o.f. overeengekomen duikpakket. Door de eisende partijen is gezamenlijk een viertal getuigen voorgebracht, te weten [eiser B], [eiser A], [getuige A] en [getuige B]. In het kader van het tegengetuigenverhoor hebben [getuige C] en [getuige D] een verklaring als getuige afgelegd.
2.2 [eiser B] heeft als (partij)getuige onder meer verklaard: “(...) Ik wist niet wat die duikvakantie precies inhield. (...) Ik heb achteraf (...) begrepen dat [overledene] geen geld bij zich had toen haar stoffelijk overschot in Nederland terugkwam. Ik heb daar [eiser A] over gevraagd. Zij heeft mij verteld dat [overledene] en zij weinig geld hadden meegenomen uit Nederland omdat de reis all in was.”
[eiser A] heeft als (partij)getuige onder meer verklaard: “(...) Bij aankomst in Egypte is niet expliciet gesproken over de inhoud van het duikpakket. (...) Ik weet wel dat er gesproken is over mogelijke locaties om te duiken. (...) Per dag werd door de leiding besloten waar we gingen duiken. Als we klaar stonden voor vertrek kregen we voor we aan boord gingen een briefing. Pas op het moment van de briefing werd het voor ons duidelijk met wie we gingen duiken en waarheen. (...) We hebben nooit zelf gevraagd om een bepaalde locatie (...) Voor de tocht naar Elphinstone Rif hadden we 2 keer per dag gedoken, behalve op 1e kerstdag. (...) We hebben nooit gevraagd wat er met die duikdag zou gebeuren, we zijn er van uitgegaan dat de tocht op de 26e een inhaalduik was. (...) Toen wij net in het kamp waren is er wel gesproken over het Elphinstone Rif maar dan als gespreksonderwerp. Na een paar dagen is ons gebleken dat we er ook naar toe zouden gaan. Ons is nooit expliciet gevraagd of we mee wilden naar het rif, maar er is altijd sprake van geweest dat de hele groep zou gaan. (...) Ik weet wel dat er over gesproken is dat het op de 26e zou gebeuren omdat we dan ook nog meekonden. (...) Er is nooit gesproken over een betaling van deze tocht. Mr. Koetsier zegt mij dat ik heb gezegd dat de datum voor de tocht is bepaald zodat iedereeen de kans had om mee te gaan. Ik kan mij niet herinneren dat ik dat gezegd heb. Er is ons niet afzonderlijk gevraagd wie wanneer mee wilde. Als ik het zo gezegd heb dan bedoel ik daarmee dat de datum zo is gekozen dat iedereen nog in Egypte was.”
De [getuige A] heeft onder meer verklaard: “(...) Tijdens deze bespreking en in de rest van het onderzoek is niet expliciet aan de orde geweest dat deze duik wellicht niet in het duikpakket zou hebben gezeten. Ik heb nooit gemerkt dat op dat punt een probleem zou liggen.
Het is op mij overgekomen als of steeds sprake is geweest van een pakket waarbij de laatste duik het hoogtepunt zou zijn. (...) Ik heb uit de onderzoeksresultaten begrepen dat voor de tocht naar Elphinstone Rif niet apart geboekt of afgerekend is. Ik ben tenminste nergens in besprekingen of in de andere resultaten tegen gekomen dat het anders zou zijn. (...)”
Door de [getuige B] is onder meer het volgende verklaard: “(...) Tijdens het onderzoek heb ik niet gemerkt dat er problemen zouden zijn met de datum van de duik en de omvang van het pakket. Ook bij het bezoek wat mijn collega en ik in Zeddam hebben gebracht is de omvang van het pakket niet ter sprake geweest. Er is door mij geen onderzoek gedaan naar de vraag of voor de duik naar Elphinstone Rif apart betaald moest worden. (...)
Vanuit mijn eigen ervaring weet ik dat in een 8-daagse reis een 5-daags duikpakket zit waarbij zo vaak als mogelijk duiken aangeboden worden.
Wanneer een interessante locatie in de buurt is dan is het gebruikelijk dat iedereen als het kan daar naar toegaat. (...) Ik heb in dit onderzoek niet bekeken waarom de tocht naar dit rif specifiek op 26 december is gedaan. (...) Er is wel zijdelings aan bod gekomen (...) dat dit verband hield met hun vertrek de dag erna.(...).”
2.3 De [getuige C en D] hebben -zakelijk weergegeven- beiden verklaard dat een duikpakket inhoudt dat gedurende 5 dagen onbeperkt gedoken kan worden vanaf het huisrif en daarnaast per dag twee duiken per boor of jeep aangeboden worden. Op de zesde dag wordt geen duik aangeboden omdat er uit veiligheidsoverwegingen enige tijd dient te verstrijken tussen de laatste duik en de terugreis per vliegtuig. De [getuige D] heeft in dat verband verder verklaard: “(...) Voor het duikpakket geven wij vouchers mee. Die worden ter plaatse afgegeven door de gasten. Wanneer een gast op de 6e dag, dus na het duikpakket, nog zou willen duiken dan is het mogelijk dat in het kamp bij te boeken. Ook andere excursies kunnen in het kamp bijgeboekt worden. Dat moet uiteraard ter plaatse betaald worden en dat wordt niet bij ons in rekening gebracht. Ik sta daar helemaal buiten. (...)”, en de [getuige D] “(...) Klanten moeten ter plaatse bijboeken en betalen voor alle excursies die niet tevoren besproken zijn. Een extra duik bijboeken is wel mogelijk maar het is afhankelijk van de vlucht. (...) Omdat bij chartervluchten wij geen zeggenschap hebben over het tijdstip van vertrek duurt een pakket maar 5 dagen (...)”.
2.4 Uit de getuigenverklaringen, in onderling verband bezien, kan het bewijs niet worden afgeleid, ook niet in samenhang met de reeds in de dossiers aanwezige informatie. Immers, hoewel uit de verklaringen en stukken volgt dat het voor [eiser A] en [overledene] kennelijk geen vraagpunt was dat de duik bij Elphinstone Rif bij het duikpakket hoorde, blijkt de juistheid van deze veronderstelling nergens uit.
2.5 Vast staat dat de overeengekomen periode voor de duiken op 26 december 2001 was geëindigd. De stelling van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] dat op 21 december 2001 slechts een testduik is gedaan, zodat het duikpakket eerst op 22 december 2001 is aangevangen wordt niet gevolgd, nu deze stelling eerst bij conclusie na enquête wordt opgeworpen en –zonder nadere onderbouwing- afwijkt van het eerder in de procedure ingenomen standpunt dat het duikpakket op 21 december 2001 begon. Los daarvan is de rechtbank ook in het tussenvonnis ervan uitgegaan dat het duikpakket eindigde op 25 december 2001 en geven de nieuwe stellingen geen aanleiding daarop terug te komen.
Aan de veronderstelling van [eiser A], dat de tocht op 26 december 2001 een inhaalduik was, gaat de rechtbank voorbij. Niet weersproken is dat het duikpakket geen garantie inhield dat een bepaald aantal duiken minimaal gemaakt kon worden, zodat bij deze stand van zaken een inhaalduik niet aan de orde is.
2.6 De beslissing van [eiser A] en [overledene] om op 26 december 2001 deel te nemen aan de tocht naar Elphinstone Rif moet dan ook worden gezien als het gebruik maken van de kennelijk in de duikwereld gebruikelijke mogelijkheid om -al dan niet tegen bijbetaling- na afloop van het duikpakket deel te nemen aan een (voor andere duikers) reeds georganiseerde tocht naar een bijzondere locatie.
De duik kan niet beschouwd worden als onderdeel van het duikpakket. Hoewel de duik op de zesde dag van de reis wel een onderdeel vormt van deze reis is het daarmee nog geen onderdeel van de gesloten reisovereenkomst waaruit aansprakelijkheid voor Diving World zou voortvloeien.
Het enkele feit dat de duik georganiseerd werd door dezelfde organisatie die ook de wel tot het duikpakket behorende duiken heeft georganiseerd, Aquarius, is niet voldoende om Diving World aansprakelijk te achten voor de uitvoering van deze facultatieve en ter plaatse aangeboden excursie.
2.7 Uit het bovenstaande volgt dat verdere stellingen en verweren geen bespreking meer behoeven. Immers, wat de feitelijke gang van zaken op en rond de fatale duik ook geweest is, het ziet op een onderdeel van de reis van [eiser A] en [overledene] dat buiten de aansprakelijkheid van Diving World valt. De vorderingen van [eiser A], [eiser B] en [eiser C], gericht tegen Diving World, kunnen dan ook niet slagen.
2.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eiser A], [eiser B] en [eiser C] worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Diving World.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
In de zaak met rolnummer 60304 HAZA 04-182
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser A] in de proceskosten, aan de zijde van Diving World tot op heden begroot op € 241 aan verschotten en € 2.034,- aan salaris van de procureur;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling.
In de zaak met rolnummer 60331 HAZA 04-184
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser B] en [eiser C] in de proceskosten, aan de zijde van Diving World tot op heden begroot op € 1.110,- aan verschotten en € 3.082,- aan salaris van de procureur;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Vergunst, M. Engelbert-Clarenbeek en K.H.A. Heenk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2006.
Ec/Vg/Hk/Th