ECLI:NL:RBZUT:2006:AV7785

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/580371-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • Elders
  • Doll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Apeldoornse dealer in cocaïne en XTC met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 maart 2006 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en afleveren van verdovende middelen, waaronder cocaïne en XTC-pillen, in de periode van 18 april 2002 tot 19 oktober 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de gemeente Apeldoorn en elders in Nederland deze middelen heeft verhandeld, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting heeft de verdachte aanvankelijk de verklaringen van getuigen betwist, maar later zijn deze verklaringen door hem erkend. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen als betrouwbaar beoordeeld, mede gezien de consistentie en specificiteit van hun verklaringen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast is er een geldboete van € 6.000,-- opgelegd, die bij gebreke van betaling kan worden omgezet in 120 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een mes, die zijn verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn MBO-opleiding, en heeft besloten om een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om zijn toekomst niet in gevaar te brengen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast die relevant zijn voor de strafoplegging, waaronder bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/580371-05
Uitspraak d.d.: 29 maart 2006
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [gebooorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2002
tot 19 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad,
-zogenaamde XTC-pillen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of
2-CB, zijnde MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2-CB
en/of
-cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op tijdstippen in de periode van 18 april 2002 tot 19 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd,
-zogenaamde XTC-pillen, bevattende MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2-CB, zijnde MDA en MDMA en MMDA en N-ethyl MDA (MDEA) en 2-CB
en/of
-cocaïne,
telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende.
Ter terechtzitting heeft verdachte de verklaringen van de getuigen die zijn afgelegd tegenover de politie en tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, deels betwist, maar is hij daar tijdens de terechtzitting weer op teruggekomen. De rechtbank heeft, mede gelet op de verklaringen die de verbalisanten hebben afgelegd over de wijze waarop de verhoren van de getuigen zijn verlopen, geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de getuigen die tegenover de politie zijn afgelegd. De getuigen hebben bovendien ieder afzonderlijk heel gespecificeerd en nagenoeg gelijkluidend verklaard.
De raadsman heeft, zonder daar een conclusie aan te verbinden, aangevoerd dat er geen NFI onderzoek is waaruit blijkt dat de door verdachte verhandelde pillen (een van) de in de tenlastelegging genoemde stoffen bevatten.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de door hem verhandelde pillen XTC-pillen betroffen en dat hij zelf wel eens XTC-pillen heeft gebruikt. Verder blijkt uit de verklaring van [afnemer] dat de pillen, volgens de vrienden waar hij de pillen weer aan doorverhandelde, een goede kwaliteit betroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee genoegzaam komen vast te staan dat verdachte XTC-pillen met tenminste een van de in ten lastlegging genoemde werkzame stoffen heeft verkocht en afgeleverd.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon, de draagkracht en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf en een geldboete als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende een lange periode op grote schaal heeft bezig gehouden met de handel in verdovende middelen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Hij heeft bijgedragen aan het ontstaan of in stand houden van een verslavingsproblematiek bij de afnemers en de daarmee gepaard gaande overlast en criminaliteit. Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte eerder vanwege een gelijksoortig delict met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld.
De rechtbank heeft anderzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een MBO-opleiding volgt en deze binnen afzienbare tijd zou kunnen afronden. Een langdurige detentie zou dit in gevaar zou kunnen brengen. Gelet hierop zal aan verdachte een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een telefoontoestel, merk Nokia 1101, kleur grijs;
- een telefoontoestel, merk Nokia 2600, kleur zwart;
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 3 papiertjes met aantekeningen;
- snow seals;
- 1 mes, merk Eisbar (een zogenaamd rambo-mes);
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf werden aangetroffen en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kenteken [kentekennummer], in een te ver verwijderd verband staat met hetgeen bewezen is verklaard. Nu er geen strafvorderlijk belang aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave hiervan worden gelast aan de veroordeelde.
De rechtbank zal met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag van € 6.000,-- geen beslissing geven, aangezien op dit bedrag conservatoir beslag rust.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 137 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 6.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een telefoontoestel, merk Nokia 1101, kleur grijs;
- een telefoontoestel, merk Nokia 2600, kleur zwart.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 3 papiertjes met aantekeningen;
- snow seals;
- 1 mes, merk Eisbar (een zogenaamd rambo-mes).
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten:
- personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kenteken [kentekennummer].
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Elders en Doll, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
29 maart 2006.