ECLI:NL:RBZUT:2006:AV3223
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. van Harreveld
- A. van Hoorn
- M. Schmitz
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in verband met vrijheidsbeneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 februari 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker die in verband met een strafzaak vrijheidsbeneming heeft ondergaan. Het verzoek is ingediend op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die verdacht werd van poging tot moord op zijn ex-echtgenote, heeft van 11 juli 2004 tot en met 6 oktober 2004 in voorlopige hechtenis gezeten. Hij verzocht om een schadevergoeding van in totaal € 197.316,03, inclusief immateriële en materiële schade, alsook kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft het verzoek op 9 december 2005 en 3 februari 2006 behandeld, waarbij de officier van justitie commentaar heeft geleverd op het verzoekschrift.
De rechtbank overweegt dat de schadevergoeding alleen kan worden toegekend als de schade persoonlijk door de verzoeker is geleden en het gevolg is van de vrijheidsbeneming. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 6810,- voor immateriële schade, maar dat er geen gronden van billijkheid zijn voor een hoger bedrag. De rechtbank wijst ook de overige verzoeken af, waaronder de schadevergoeding voor materiële schade en de vergoeding voor zijn kinderen. De rechtbank concludeert dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek voor schade die door zijn kinderen is geleden.
De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de feiten van de zaak, waaronder de verdenking van de verzoeker en zijn gedrag tijdens de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker de duur van zijn hechtenis zelf heeft beïnvloed door zich te verbergen en geen relevante informatie te delen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de officier van justitie eerder had besloten de zaak niet verder te vervolgen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verzoeker uiteindelijk een vergoeding van € 6810,- en een vergoeding van € 275,- voor rechtsbijstand toegekend, maar heeft het verzoek voor de overige schade afgewezen.