ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1949

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/437135-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Lagarde
  • A. Borgerhoff Mulder
  • J. Elders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegaal vuurwerk in bezit met overtreding van het Vuurwerkbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 november 2004 in Putten illegaal consumentenvuurwerk in zijn bezit had. De verdachte had een grote hoeveelheid vuurwerk, waaronder Chinese rollen, lawinepijlen, flowerbeds, ratelbanden, nitraatklappers, strijkers, een fontein, vuurpijlen, knalpatronen en sierpatronen, voorhanden. Dit vuurwerk voldeed niet aan de eisen die zijn gesteld in het Vuurwerkbesluit, zoals het ontbreken van de aanduiding 'Geschikt voor particulier gebruik' en het ontbreken van een Nederlandse gebruiksaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze overtredingen heeft begaan, wat resulteerde in een bewezenverklaring van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, aangezien er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in overweging genomen en, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, besloten tot een straf van vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte vuurwerk had verkocht aan minderjarigen, wat extra risico's met zich meebracht voor de veiligheid van anderen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om de werkstraf te verrichten op een projectplaats die door de Stichting Reclassering Nederland is aangewezen. De rechtbank heeft de strafoplegging gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet milieugevaarlijke stoffen, evenals het Vuurwerkbesluit en de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/437135-05
Uitspraak d.d.: 15 februari 2006
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [postcode en plaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2004 te Putten, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten een aantal Chinese rollen en/of lawinepijlen en/of flowerbeds en/of ratelbanden en/of nitraatklappers en/of strijkers en/of een fontein en/of een aantal vuurpijlen en/of een aantal knalpatronen en/of sierpatronen, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers
- was voornoemd vuurwerk (met uitzondering van de vuurpijlen) niet voorzien van de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" en/of
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een (Nederlandse) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of
- waren voornoemde strijkers voorzien van een wrijvingsontsteker en/of
- had voornoemd vuurwerk (de flowerbeds en/of de Chinese rollen en/of de lawinepijlen) niet een zodanige constructie en/of was het niet zodanig vervaardigd en/of verkeerde het niet in een zodanige staat en/of was het niet, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betrof, zodanig en/of functioneerde het niet zodanig, dat bij gebruik
overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kon ontstaan;
art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit
art 2.1.3 lid 3 Vuurwerkbesluit
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 3 november 2004 te Putten, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten een aantal Chinese rollen en lawinepijlen en flowerbeds en ratelbanden en nitraatklappers en strijkers en een fontein en een aantal vuurpijlen en een aantal knalpatronen en sierpatronen, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers
- was voornoemd vuurwerk (met uitzondering van de vuurpijlen) niet voorzien van de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" en/of
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een (Nederlandse) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan en
- waren voornoemde strijkers voorzien van een wrijvingsontsteker en
- had voornoemd vuurwerk (de flowerbeds en de Chinese rollen en de lawinepijlen) niet een zodanige constructie en/of was het niet zodanig vervaardigd en/of verkeerde het niet in een zodanige staat en/of was het niet, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betrof, zodanig en/of functioneerde het niet zodanig, dat bij gebruik
overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kon ontstaan;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte vanwege het geldelijk gewin een grote hoeveelheid illegaal en ten dele zeer krachtig vuurwerk voor handen heeft gehad en vuurwerk heeft verkocht aan minderjarigen, terwijl algemeen bekend is dat het gebruik van zodanig vuurwerk zeer ernstige risico’s pleegt op te leveren. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk afsteekt, maar ook voor niets vermoedende omstanders.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
- 1.2.1, 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit;
- 5 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Lagarde, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
15 februari 2006.