RECHTBANKZUTPHEN
Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Lokale Afdeling Noord-Veluwe Koninklijke Horeca Nederland, gevestigd te Elburg, eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek, verweerder,
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 16 december 2004.
Namens eiseres heeft A.S. Rensen, verbonden aan het Bureau Eerlijke Mededinging te Woerden (BEM), bij brief van 15 september 2003 verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de door haar als onwettig gekwalificeerde horeca-activiteiten van Skeelerbaan De Wijhe-Ruit in het verenigingsgebouw op het perceel Stouwdamseweg 12 te Oldebroek.
Bij besluit van 23 maart 2004 heeft verweerder dit verzoek niet in behandeling genomen. Daartegen heeft Rensen namens eiseres bij brief van 2 april 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 oktober 2004 heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank van 25 november 2004, nrs. 04/558, 04/559 en 04/560 - onder meer inhoudende dat verweerder binnen vier weken dient te beslissen op het handhavingsverzoek van 15 september 2003 - heeft verweerder dit verzoek bij het thans bestreden besluit afgewezen.
Namens eiseres heeft D.A. Hogervorst, verbonden aan BEM, beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Hierop is namens eiseres schriftelijk gereageerd.
Het bestuur van Skeelerbaan De Wijhe-Ruit (hierna: De Wijhe-Ruit) heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om als partij aan het geding deel te nemen.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 oktober 2005, waar namens eiseres Hogervorst is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Hegger en M. Tijssen.
Allereerst zal de rechtbank beoordelen of het thans bestreden besluit van 16 december 2004 aangemerkt dient te worden als een beslissing op bezwaar.
In zijn verweerschrift van 7 februari 2005 heeft verweerder medegedeeld dat naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank van 25 november 2004 met het thans bestreden besluit van 16 december 2004 een nieuwe beslissing op bezwaar is genomen, ter vervanging van de beslissing op bezwaar van 19 oktober 2004. Naar het oordeel van de rechtbank dient het ervoor te worden gehouden dat verweerder het besluit van 19 oktober 2004 heeft ingetrokken en het thans bestreden besluit daarvoor in de plaats heeft gesteld, zodat (ook) dit laatste besluit aangemerkt dient te worden als een beslissing op bezwaar. Eiseres heeft derhalve terecht tegen dit besluit beroep ingesteld.
Thans staat ter beoordeling of verweerder bij het bestreden besluit op goede gronden het handhavingsverzoek van eiseres van 15 september 2003 heeft afgewezen.
Eiseres heeft onder meer gesteld dat De Wijhe-Ruit artikel 3 van de Drank- en Horecawet (DHW) overtreedt door tijdens de bingoavonden in het verenigingsgebouw flesjes bier te verkopen. Voorts wordt deze accommodatie twee tot vier maal per week verhuurd voor bijeenkomsten van persoonlijke aard, waar de gasten zelf alcoholhoudende dranken meenemen, zodat volgens eiseres artikel 25 van de DHW wordt overtreden.
Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat voormelde bepalingen niet worden overtreden. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ingevolge artikel 3 van de DHW is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf uit te oefenen.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de DHW wordt onder horecabedrijf verstaan: de activiteit, in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.
Vaststaat dat De Wijhe-Ruit niet beschikt over een vergunning als hier bedoeld, zodat het voor De Wijhe-Ruit verboden is het horecabedrijf uit te oefenen. De rechtbank heeft in de gedingstukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor de vaststelling dat tijdens de bingoavonden in de accommodatie van De Wijhe-Ruit in
strijd met artikel 3 van de DHW alcoholhoudende dranken worden verstrekt. Hetgeen namens eiseres nader is aangevoerd biedt onvoldoende grond voor een ander oordeel.
Ingevolge artikel 25, tweede lid, van de DHW is het degene die, anders dan in de rechtmatige uitoefening van het horecabedrijf, een ruimte voor publiek geopend houdt, verboden toe te laten dat in die ruimte alcoholhoudende drank wordt genuttigd.
Tijdens een op 18 december 2003 gehouden hoorzitting is van de zijde van De Wijhe-Ruit verklaard dat de accommodatie gemiddeld twee maal per week tegen betaling wordt verhuurd voor verjaardagsfeesten. Er worden op die feesten geen alcoholhoudende dranken verstrekt, maar de gasten nemen zelf die dranken mee.
Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat De Wijhe-Ruit structureel heeft toegelaten dat in de accommodatie alcoholhoudende dranken werden genuttigd, zodat De Wijhe-Ruit heeft gehandeld in strijd met artikel 25 van de DHW.
Eiseres heeft in de tweede plaats aangevoerd dat het met grote regelmaat verhuren van de accommodatie ten behoeve van bijeenkomsten van persoonlijke aard en het organiseren van openbaar toegankelijke bingo's in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 14 van het bestemmingsplan "Oldebroek Dorp" rust op het onderhavige perceel Stouwdamseweg 12 de bestemming "Sportterrein". Ingevolge de planvoorschriften is binnen deze bestemming onder meer "sportbeoefening op een ijsbaan en een skeelercircuit" toegestaan.
Verweerder heeft bij brief van 27 april 2004 aan De Wijhe-Ruit medegedeeld dat verhuur van de accommodatie voor bijeenkomsten van persoonlijke aard (verjaardagsfeesten e.d.) in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens verweerder heeft na verzending van deze brief geen zaalverhuur meer plaatsgevonden, zodat er geen reden meer is voor handhavend
optreden. Ten aanzien van de door De Wijhe-Ruit georganiseerde bingo's stelt verweerder zich op het standpunt dat deze passen binnen de bestemming "Sportterrein".
De rechtbank overweegt als volgt.
Eiseres heeft als bewijs van de zalenverhuur door De Wijhe-Ruit in het handhavingsverzoek en in haar reactie op het verweerschrift in totaal 7 bijeenkomsten van persoonlijke aard opgevoerd in de periode van 23 maart 2002 tot en met 17 december 2004. Nu, zoals hiervoor vermeld, tijdens de hoorzitting is verklaard dat dergelijke zaalverhuur gemiddeld
twee maal per week plaatsvindt en die verhuur zelfs financieel noodzakelijk is, acht de rechtbank het aannemelijk dat de door eiseres genoemde bijeenkomsten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat deze verhuur - anders dan verweerder stelt - niet beëindigd is na 27 april 2004. Op grond hiervan is de rechtbank met eiseres van oordeel dat sprake is van het structureel tegen betaling beschikbaar stellen van een ruimte aan willekeurige derden voor het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, waarbij alcoholhoudende dranken worden genuttigd. Een dergelijke activiteit moet naar het oordeel van de rechtbank als een reguliere horeca-activiteit worden beschouwd, welke niet past binnen de bestemming
"Sportterrein".
Ten aanzien van de bingo's is de rechtbank - anders dan verweerder stelt - van oordeel dat een bingo als zodanig niet is aan te merken als "sportbeoefening" en derhalve niet past binnen de geldende bestemming "Sportterrein". Desondanks zou een bingo geen strijd met het bestemmingsplan opleveren, als het zou gaan om een slechts voor de leden van de
sportvereniging georganiseerde activiteit. Hiervan is echter geen sprake, nu uit de door eiseres overgelegde advertentie uit de Zwolsche Courant blijkt dat de bingo's voor willekeurige derden toegankelijk zijn en ook verweerder niet heeft weersproken dat deze bingo's niet in verenigingsverband worden georganiseerd. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de door De Wijhe-Ruit georganiseerde bingo's niet passen binnen de bestemming "Sportterrein".
De rechtbank is dan ook van oordeel dat De Wijhe-Ruit (structureel) heeft gehandeld in strijd met het in bestemmingsplan opgenomen gebruiksverbod.
Gelet op het voorgaande was verweerder naar het oordeel van de rechtbank ter zake van overtreding van artikel 25 van de DHW en de bestemmingsplanvoorschriften bevoegd tot handhavend optreden.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te
doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op Iegalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
De rechtbank merkt in dit verband allereerst op dat het door verweerder met betrekking tot handhaving gehanteerde prioriteitensysteem, zoals neergelegd in de nota "handhaving Bouwen en Ruimtelijke Ordening", niet verenigbaar is met het uitgangspunt dat slechts onder bijzondere omstandigheden handhavend optreden mag worden geweigerd.
De rechtbank stelt voorts vast dat ten aanzien van de overtreding van de DHW Iegalisering niet mogelijk is en dat ten aanzien van het met het bestemmingsplan strijdig gebruik thans geen sprake is van concreet zicht op legalisering.
Voorts is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is dat daarvan behoort te worden afgezien.
De stelling van verweerder dat het noodzakelijk is om de bingo's in de accommodatie van De Wijhe-Ruit te organiseren, omdat de horeca-ondernemer van wie voorheen zaalruimte werd gehuurd een aanzienlijke huurverhoging heeft doorgevoerd, betreft niet een bijzondere omstandigheid die noopt tot afzien van handhavend optreden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust en derhalve voor vernietiging in aanmerking komt. Met inachtneming van deze uitspraak dient verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend met een wegingsfactor 1.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- gelast de gemeente Oldebroek aan eiseres het betaalde griffierecht van € 237,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- voor verleende rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Oldebroek.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus
20019,2500 EA Den Haag.
Aldus gewezen door mr. K. van Duyvendijk als voorzitter en mr. L.J.P. Lambooij en mr. M.M.L.A.T. Doll als leden, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op 25 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.