RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer : 06/460210-05
Datum uitspraak : 25 januari 2006
Tegenspraak – aangezegd
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Ooyerhoekseweg“ te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
- De rechtbank beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting, hetwelk laatstelijk ter zitting van
09 november 2005 voor bepaalde tijd was geschorst, opnieuw wordt aangevangen daar de rechtbank thans anders is samengesteld;
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 04 april 2004 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (houten) opslagloods (gelegen aan de Stokhorstweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met hout en/of plastic (wat in/bij voornoemde opslagloods lag) en/of met (een) papieren zak(ken), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die loods en/of (zich in die loods bevindende) werkleding en/of verkeersvoorzieningen en/of gereedschap en/of gaas en/of twee fietsen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die loods en/of een aangrenzend/nabijgelegen (kantoor en/of magazijn)pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 2)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2004 tot en met 4 april 2004 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een opslagloods (gelegen aan de tokhorstweg), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen de vlam van een aansteker, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met met hout en/of plastic (wat in/bij voornoemde opslagloods lag), althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 07 april 2004 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (open-kap)schuur/opslagplaats (gelegen aan de Rekhemseweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met stro en/of hooi (liggend in voornoemde schuur/opslagplaats), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur/opslagplaats en/of twee aanhangwagens geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur/opslagplaats en/of aanhangwagens, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 3)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 19 april 2004 te Etten, althans in de gemeente Gendringen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een aardappelopslagloods (gelegen aan de Zeddamseweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met olie en/of houten kratten (welke in voornoemde opslagloods lagen), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die opslagloods en/of een grote hoeveelheid aardappelen en/of een transportwagen en/of een nabijgelegen weeghuisje geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die opslagloods en/of dat weeghuisje en/of een oplegger en/of een nabijgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 4)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 13 mei 2004 te Gaanderen, althans in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur/opslagloods (gelegen aan de Kerkstraat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met folie en/of plastic en/of een houten kast (staand in voornoemde schuur/opslagloods), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur/opslagloods en/of een aantal antieke kasten en/of een aangrenzende/nabijgelegen andere schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur/opslagloods en/of een aantal antiek kasten en/of die andere schuur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 5)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 13 juli 2004 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/bij een opberghok en/of een keet en/of container (staand op een bouwterrein gelegen aan de Burgemeester de Bruijnstraat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met piepschuim en/of (een) plastic zeil(en) (liggend in/bij voornoemd(e) opberghok en/of keet en/of container), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat opberghok en/of die keet en/of container en/of (in die keet en/of container liggend(e)) bouwmaterialen en/of gereedschap en/of kleding geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat opberghok en/of die keet en/of container en/of die bouwmaterialen en/of kleding en/of dat gereedschap en/of een nagelegen (in aanbouw zijnd) gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 8)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 augustus 2004 in de gemeente Zelhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de Schovenweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met hooi en/of stro (wat in/bij voornoemde schuur lag opgeslagen), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde schuur en/of een (in die schuur staande) tractor en/of paardentrailer en/of aanhangwagen en/of een nabijgelegen andere schuur, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor één of meer schu(u)r(en) en/of een tractor en/of een paardentrailer en/of een aanhangwagen en/of een nabijgelegen woning, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemde woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(zaak 10)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 augustus 2004 in de gemeente Zelhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de Broekstraat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met hout (wat in voornoemde schuur was opgeslagen), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde schuur en/of één of meer (zich in die schuur bevindende) konijn(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
die schuur en/of één of meer (zich in die schuur bevindende) pony's en/of konijnen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 11)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 augustus 2004 in de gemeente Wehl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de Rozenpasweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met stro en/of hooi (wat in voornoemde schuur lag), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur en/of (in die schuur liggend(e)) gereedschap en/of balen lucerne geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of (zich in die schuur bevindend(e)) balen lucerne en/of gereedschap en/of één of meer landbouwwerktuig(en) en/of een aangrenzend/nabijgelegen stal en/of zich die die stal bevindend (jong)vee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 12)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 19 augustus 2004 te Terborg, althans in de gemeente Wisch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de Oude IJsselweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met hooi en/of stro (liggend in voornoemde schuur), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur en/of zeven (zich in die schuur bevindende) koeien en/of een tractor geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of één of meer (zich in die schuur bevindende) koe(ien) en/of kalveren en/of die tractor, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 13)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 07 september 2004 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de Varsseveldseweg), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met stro en/of hooi (liggend in voornoemde schuur), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde schuur en/of een (zich in die schuur bevindende) voorlader en/of een weide sleep en/of een opraapwagen en/of een (aangebouwde) varkensschuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schu(u)r(en) en/of één of meer nabijgelegen stal(len) en/of zich in die stal(len) bevindend vee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 15)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
11.
hij op of omstreeks 07 september 2004 in de gemeente Zelhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een graanoverslagplaats (gelegen aan de Broekstraat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een zeil en/of een katoenen lap (liggende tegen/op één of meer krat(ten) staande in voornoemde overslagplaats), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat zeil en/of die katoenen lap en/of één of meer krat(ten) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die overslaplaats en/of één of meer krat(ten), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 16)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 07 september 2004 in de gemeente Zelhem ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een graanoverslagplaats (gelegen aan de Broekstraat), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen de vlam van een aansteker, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een zeil en/of een katoenen lap (liggende tegen/op één of meer krat(ten) staande in voornoemde overslagplaats), althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat zijn cliënt niet als medepleger verantwoordelijk is voor de brandstichtingen door zijn mededader en er zijn inziens geen bewijs is voor medeplegen in de zin van artikel 47 van het wetboek van strafrecht.
De raadsman vermeldt een arrest van de Hoge Raad (LJN: AS2769, 12-04-2005). In dit arrest wordt aanwezigheid uitgelegd als aanwezig zijn in dezelfde ruimte, zonder zich te verwijderen bij het plegen van het feit. In de situatie van zijn cliënt is volgens de raadsman geen sprake van aanwezig zijn.
Cliënt was niet bij de feitelijke brandstichtingen aanwezig, hij is in de auto blijven zitten en heeft zich juist onttrokken aan de feiten door de portieren af te sluiten. De mededader zocht (meestal hetzelfde soort) objecten uit in hetzelfde gebied. Altijd dezelfde modus operandi en kennelijk niet afkomstig van cliënt. De brandstichtingen zouden ook hebben plaatsgevonden zonder de aanwezigheid van zijn cliënt. De feiten zijn gepleegd met de auto van de mededader. Deze auto lag vol met aanstekers van de mededader en er bestond geen noodzaak een aansteker te lenen van cliënt. Er kan niet gesproken worden van een bewuste samenwerking, zodat aan de uitvoeringshandelingen van verdachte lagere eisen gesteld kunnen worden, aldus de raadsman. De raadsman bepleit dan ook vrijspraak.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte en zijn boezemvriend tevens mededader, altijd samen gingen stappen, drinken en gokken. Daarna gingen zij samen rondrijden op de fiets of in een auto en werd er doelbewust gezocht naar geschikte objecten -waarvan verdachte van tevoren wist dat zijn vriend deze uitzocht- om in brand te steken. Op of in de omgeving van de plaats van het delict stapte de mededader, indien zij met de auto waren, uit en bleef verdachte op enige afstand in de auto zitten wachten.
Volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting zou hij niet geaarzeld hebben de mededader te waarschuwen bij naderend onheil. Ook heeft hij -in afwachting van de terugkeer van de mededader- een aantal keren de auto verplaatst of heeft hij rondjes gereden met de auto en kwam weer terug om de mededader op te pikken en snel weg te rijden van de plaats delict.
Uit de (laatste) verklaring van zijn mededader afgelegd bij de politie en ook bij het verhoor door de rechter-commissaris blijkt, dat verdachte en zijn mededader afwisselend als bestuurder in de auto hebben gereden en dat verdachte dus vaker dan hij doet voorkomen de mededader naar een in brand te steken object heeft gebracht. Ook blijkt uit die verklaringen, dat verdachte als bestuurder de auto meerdere keren na een brandstichting van de plaats van het delict heeft weggereden, terwijl de mededader als passagier naast hem zat en dat zij na afloop van een brandstichting naar het resultaat daarvan gingen kijken.
Ofschoon de mededader degene was die het vuur heeft aangestoken, heeft verdachte iedere keer geweten en zien aankomen wat er na een avondje stappen ging gebeuren en besloot hij -telkens-
mee te gaan. Indien hij niet aanwezig was bij een brandstichting, dan vertelde de mededader hem kort daarna precies, wat hij gedaan had.
Verdachte heeft de mededader niet weerhouden van het brandstichten, noch zich van het handelen van zijn vriend gedistantieerd, hoewel hij daartoe op meerdere momenten de gelegenheid heeft gehad.
Zeker als vrijwillig lid van de brandweer moet hij zich bewust geweest zijn van het gevaar dat het handelen van zijn mededader met zich meebracht en had hij de rechtsplicht om tot handelen over te gaan door de mededader daadwerkelijk van de brandstichting(en) te weerhouden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een gezamenlijkheid van optreden van verdachte en zijn mededader, zoals bovenomschreven, en is -niettegenstaande het feit dat verdachte geen feitelijke uitvoeringshandelingen bij het stichten van de branden heeft verricht- de rechtbank van oordeel, dat verdachte mede, omdat hij steeds wist wat er ging gebeuren en meeging, bij de tenlastegelegde brandstichtingen dusdanig betrokken is geweest, dat er sprake is van medeplegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 5 en 11 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 28 maart 2004 tot en met 4 april 2004 in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand te stichten in een opslagloods, gelegen aan de Tokhorstweg, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met zijn mededader, de vlam van een aansteker in aanraking heeft gebracht met hout en/of plastic, dat in voornoemde opslagloods lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 2)
2.
hij op 07 april 2004 in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een open-kapschuur, gelegen aan de Rekhemseweg, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met stro en/of hooi, liggend in voornoemde schuur, ten gevolge waarvan die schuur en twee aanhangwagens geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en aanhangwagens, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 3)
hij op 19 april 2004 te Etten, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een aardappelopslagloods, gelegen aan de Zeddamseweg, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met olie en/of houten kratten -welke in voornoemde opslagloods lagen-, ten gevolge waarvan die opslagloods en een grote hoeveelheid aardappelen en een transportwagen en een nabijgelegen weeghuisje geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die opslagloods en/of dat weeghuisje en/of een oplegger en/of een nabijgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 4)
hij op 13 mei 2004 te Gaanderen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een opslagloods, gelegen aan de Kerkstraat, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met folie en/of plastic en/of een houten kast, staand in voornoemde opslagloods, ten gevolge waarvan die opslagloods en/of een aantal antieke kasten en/of een aangrenzende/nabijgelegen andere schuur geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die opslagloods en/of een aantal antiek kasten en/of die andere schuur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 5)
hij op 11 augustus 2004 in de gemeente Zelhem, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur gelegen aan de Schovenweg, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met hooi en/of stro, wat in/bij voornoemde schuur lag opgeslagen, ten gevolge waarvan voornoemde schuur en/of een in die schuur staande tractor en/of paardentrailer en/of aanhangwagen en/of een nabijgelegen andere schuur, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor één of meer schu(u)r(en) en/of een tractor en/of een paardentrailer en/of een aanhangwagen en/of een nabijgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor zich in voornoemde woning bevindende personen.
(zaak 10)
hij op 12 augustus 2004 in de gemeente Zelhem tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur, gelegen aan de Broekstraat, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met hout wat in voornoemde schuur was opgeslagen, althans met brandbare stoffen, ten gevolge waarvan voornoemde schuur en zich in die schuur bevindende konijnen zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en zich in die schuur bevindende konijnen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
(zaak 11)
8.
hij op 12 augustus 2004 in de gemeente Wehl, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur, gelegen aan de Rozenpasweg, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met stro en/of hooi -wat in voornoemde schuur lag- ten gevolge waarvan die schuur en/of in die schuur liggend gereedschap en/of balen lucerne geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of (zich in die schuur bevindend(e)) balen lucerne en/of gereedschap en/of één of meer landbouwwerktuig(en) en/of een nabijgelegen stal en/of zich in die stal bevindend (jong)vee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 12)
hij op 19 augustus 2004 te Terborg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur, gelegen aan de Oude IJsselweg, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met hooi en/of stro -liggend in voornoemde schuur- ten gevolge waarvan die schuur en zeven zich in die schuur bevindende koeien zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en zich in die schuur bevindende koeien, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
(zaak 13)
hij op 07 september 2004 in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur, gelegen aan de Varsseveldseweg, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met stro en/of hooi liggend in voornoemde schuur, ten gevolge waarvan voornoemde schuur en/of een zich in die schuur bevindende voorlader en/of een weide sleep en/of een opraapwagen en/of een (aangebouwde) varkensschuur geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of één of meer nabijgelegen stallen en/of zich in die stallen bevindend vee, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
(zaak 15)
hij op 07 september 2004 in de gemeente Zelhem, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand te stichten in een graanoverslagplaats, gelegen aan de Broekstraat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met zijn mededader, de vlam van een aansteker in aanraking heeft gebracht met een zeil en/of een katoenen lap, liggende tegen/op één of meer krat(ten) staande in voornoemde overslagplaats, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair, 11 subsidiair, telkens:
Poging tot medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is.
Feit 2, 3, 4, 7, 8, 9,10, telkens:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is.
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar te duchten is, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is door [naam], GZ-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige een pro justitia rapport gedateerd 27 september 2005 uitgebracht.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Deze conclusie komt er op neer dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten geen sprake was van een ziekelijke stoornis. Wel is er sprake van een achterstand in de emotionele ontwikkeling, deze heeft echter (nog) niet de kwaliteit van een persoonlijkheidsstoornis.
Verdachte was vanwege zijn afhankelijke, vermijdende trekken en het kwetsbare zelfbeeld in verhoogde mate beïnvloedbaar door zijn boezemvriend, de medeverdachte. De toch al hoge structurele angst een dierbare te zullen verliezen, maakte verdachte des te gevoeliger voor het risico opnieuw een verlies te zullen moeten verwerken. Verdachte was weinig weerbaar en weinig in staat een ander een adequaat “stop” toe te roepen. Dit gebeurde in toenemende mate.
De gedragsdeskundige concludeert derhalve, dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting, is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met de medeverdachte, die zijn boezemvriend is, verantwoordelijk voor een reeks van brandstichtingen in met name boerenschuren en stallen in de Achterhoek.
In een aantal gevallen stonden de schuren in de nabijheid van woonhuizen waar de bewoners lagen te slapen. Indien die branden niet tijdig waren ontdekt, was het leed niet te overzien geweest.
Door deze brandstichtingen hebben zij gedurende een zeer lange periode een aantal bewoners van de Achterhoek in een greep van angst gehouden en werden zij in de pers en de volksmond aangeduid als de “Ächterhoekse pyromaan”. Deze feiten veroorzaakten voor de slachtoffers angst, verlies van veiligheid en persoonlijke bezittingen en herinneringen.
Zo heeft een bewoner moeten toezien hoe een van zijn koeien is gestikt in de rook en heeft een andere bewoner moeten accepteren dat bij de brand in zijn schuur konijntjes zijn omgekomen.
De financiële schade die door verdachte is toegebracht is zeer groot en wordt beraamd op zo’n 3,5 miljoen euro. Dit betekent niet alleen een financiële strop voor de direct betrokkenen, maar het kan uiteindelijk resulteren in een verhoging van de verzekeringspremie van een ieder die verzekerd is.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij geen enkele poging heeft ondernomen om zijn vriend er van te weerhouden brand te stichten, terwijl hij zelf als vrijwilliger bij de brandweer Doetinchem werkzaam was en als geen ander wist welke consequenties het optreden van zijn vriend konden hebben.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met verdachtes jonge leeftijd en het feit dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 april 2005 niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij het bepalen van de straftoemeting heeft de rechtbank verder in het bijzonder acht geslagen op het eerdergenoemde pro justitia rapport, alsmede de navolgende omtrent verdachte opgemaakte rapportages:
- een psychiatrisch advies d.d. 19 mei 2005 van [naam], psychiater, werkzaam bij de FPD Zutphen;
- een voorlichtingsrapport d.d. 03 juni 2005 van de Reclassering Nederland, opgesteld door [naam];
- een aanvulling d.d. 21 oktober 2005 op het voorlichtingsrapport van 03 juni 2005 van de Reclassering Nederland;
- een toelichting d.d. 10 januari 2006 op het voorlichtingsrapport van 03 juni 2005 van de Reclassering Nederland;
Uit voornoemde psychologische rapportage blijkt dat er sprake is van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verdachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. In detentie heeft hij reeds vrijwillig deelgenomen aan een aantal sociale vaardigheidstrainingen en heeft hij gewerkt aan de afhankelijke en vermijdende trekken, aan de basale hoge angstigheid en aan het kwetsbare gevoel van zelfvertrouwen. Een en ander maakt dat de kans op recidive als niet verhoogd wordt ingeschat, zeker als het contact met zijn medeverdachte beperkt blijft.
In haar rapport adviseert de psychologe derhalve een poliklinische behandeling voor jongvolwassenen, bijvoorbeeld bij Kairos of eventueel de GGZ, gericht op genoemde werkpunten.
De Reclassering ondersteunt dit plan van aanpak en adviseert om bij een strafoplegging het accent te leggen op een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en richtlijnen van de Reclassering, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte via zijn advocaat een excuusbrief heeft doen uitgaan naar de slachtoffers en ook ter zitting nogmaals zijn spijt heeft betuigd. In zijn voordeel zal de rechtbank tevens in aanmerking nemen dat hij zijn vriendschap met zijn mededader heeft beëindigd en zich positief opstelt ten aanzien van een poliklinische behandeling in een forensische kliniek.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf van na te melden duur gerechtvaardigd is. Zij wijkt hierbij af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank verdachte op meer onderdelen vrijspreekt en van oordeel is dat de gevorderde straf niet in verhouding staat tot de straf opgelegd aan de mededader en het aantal door deze mededader gepleegde feiten.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met name de positieve wijze waarop verdachte getoond heeft in detentie aan zichzelf te werken en de behandeling die verdachte nog dient te ondergaan, vindt de rechtbank aanleiding te bepalen dat daarnaast een voorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is.
De daarbij opgelegde bijzondere voorwaarden dienen ertoe verdachte verder inzicht te geven in zijn handelen en hem daarbij de nodige steun en begeleiding te geven om herhaling te voorkomen.
De navolgende benadeelde partijen, hebben zich door middel van een formulier als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering gevoegd in het strafproces, ter zake van door die partijen geleden schade;
T.a.v.[benadeelde A] 1: [benadeelde A], [adres], tot een
bedrag van € 6.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
T.a.v. feit 3: [benadeelde B], [adres]. Geen schadebedrag vermeld;
T.a.v. feit 7: [benadeelde C], wonende te [adres], tot een bedrag van € 1.769,84, vermeerderd met de wettelijke rente;
T.a.v. feit 9: [benadeelde D], wonende te [adres], tot een bedrag van € 3.171,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
T.a.v. feit 11: [benadeelde E], wonende te [adres]. Geen schadebedrag vermeld;
De officier van justitie heeft met uitzondering van [benadeelde A], [benadeelde B] en [benadeelde E],
geconcludeerd tot toewijzing van deze vorderingen en oplegging van de schademaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde A], voornoemd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze is betwist en niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde C], voornoemd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze is betwist en niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde D], voornoemd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze is betwist en niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde B] en [benadeelde E], voornoemd, niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu zij feitelijk geen schadebedrag gevorderd hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van deze straf, respectievelijk maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 157 van het Wetboek van Straf-recht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 5 en 11 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot 6 (zes) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling, voor zolang deze instelling dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding Kairos zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart t.a.v. feit 1 de benadeelde partij [benadeelde A], voornoemd, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart t.a.v. feit 7 de benadeelde partij [benadeelde C], voornoemd, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart t.a.v. feit 9 de benadeelde partij [benadeelde D], voornoemd, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart t.a.v. feit 3, de benadeelde partij [benadeelde B], voornoemd, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart t.a.v. feit 11 subsidiair, de benadeelde partij [benadeelde E], voornoemd, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van Baaren, rechters,
in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2006.