ECLI:NL:RBZUT:2005:AU9481

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/460520-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van der Hooft
  • E. Elders
  • M. Donker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van softdrugs vanuit The Magic Shop in Winterswijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 december 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen en afleveren van hennep. De verdachte, die handelde vanuit een pand genaamd The Magic Shop in Winterswijk, werd beschuldigd van het verkopen van meer dan 30 gram hennep aan derden in de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 september 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, betrokken was bij de verkoop van aanzienlijke hoeveelheden softdrugs. Tijdens de zitting op 14 december 2005 werd duidelijk dat de verdachte tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn activiteiten in The Magic Shop. Getuigenverklaringen en observaties door de politie wezen erop dat er wel degelijk sprake was van drugshandel vanuit het pand.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen kleine hoeveelheden aan vrienden verkocht, maar dat hij ook grotere hoeveelheden aan derden verkocht, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan de misdrijven van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. De taakstraf moet worden verricht op een projectplaats zoals vastgesteld door de Stichting Reclassering Nederland. Tevens werd een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer(s): 06/460520-05
Uitspraak d.d.: 28 december 2005
Vord. na voorw. veroord.: 06/053121-03
Tegenspraak / dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 december 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 21 september 2005 in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)ed(en) hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 september 2005 de gemeente Winterswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 6444 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door en namens verdachte is aangevoerd dat er wel sprake is geweest van verkoop door verdachte aan leden van zijn vriendengroep, maar dat het enkel kleine hoeveelheden betrof van maximaal enkele grammen uit een kleine voorraad softdrugs die was aangekocht voor eigen gebruik. Er zou geen sprake zijn van (grootschalige) handel van softdrugs vanuit het pand The Magic Shop aan derden.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de bij verdachte thuis aangetroffen partij dient te worden beperkt tot 5 kilogram omdat van het overige deel niet is vastgesteld dat dit hennep/weed betrof.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting enerzijds verklaard dat er in het pand waar The Magic Shop was gevestigd geen softdrugs werden verkocht, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat hij zelf aldaar (kleine) hoeveelheden aan derden heeft verkocht. Het pand is in die periode door de politie geobserveerd. Waargenomen werd dat veel, voornamelijk Duitse personen, kortstondig The Magic Shop bezochten. Voorts dat diverse (dezelfde) personen het pand verlieten en even later weer terugkwamen. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard vanaf mei 2005, na heropening van The Magic Shop, daar te komen om thee te drinken en om joints te roken. Voorts dat hij vlakbij The Magic Shop woonde en dat hij het pand in- en uitliep wel kan kloppen. Getuigen hebben verklaard in de periode na de heropening en voor 22 september 2005 in The Magic Shop weed gekocht en geleverd te hebben gekregen, ook in hoeveelheden van meer dan 30 gram. Voorts heeft een van de getuigen verdachte middels een spiegelconfrontatie herkend als een van de degenen van wie hij sedert 5 weken voor 22 september 2005 ongeveer één keer per week telkens weed had gekocht in het pand. Bovendien heeft verdachte over de partij weed die bij hem thuis is aangetroffen verklaard dat deze hoeveelheid bestemd was voor verkoop aan verschillende Duitse personen.
Gelet op het vorenstaande beschouwt de rechtbank verdachtes verklaring over het slechts verkopen van kleine hoeveelheden binnen zijn vriendenkring als een leugenachtige verklaring, met geen ander doel dan ter bemanteling van de waarheid dat verdachte met een of meer anderen daadwerkelijk hoeveelheden van meer dan 30 gram softdrugs verkocht aan derden vanuit het pand The Magic Shop.
De rechtbank beschouwt de partij hennep die bij verdachte thuis is aangetroffen als handelsvoorraad.
De rechtbank heeft de bewezenverklaarde hoeveelheid gebaseerd op de door de politie gedane weging en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij ongeveer 6 kilo hennep heeft gekocht bij een persoon waarvan hij de naam niet wil noemen. Dat de gehele handelsvoorraad weed betrof en het niet ook ging om andere plantdelen leidt de rechtbank af uit de tests die zijn gedaan op de monsters die zijn genomen van de onder verdachte in beslaggenomen hennep.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 mei 2005 tot en met 21 september 2005 in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een aantal
keren opzettelijk heeft verkocht, telkens een hoeveelheid hennep, telkens meer dan 30 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij op 22 september 2005 in de gemeente Winterswijk, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 6444 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder c, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededader(s) zich hebben ingelaten met de lucratieve handel van grote hoeveelheden softdrugs. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat er sprake is van recidive terzake van dit soort feiten.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 18 november 2003 (parketnummer 06/053121-03) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf van 2 uur per dag.
Gelast – in plaats van de tenuitvoerlegging - van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 18 november 2003:
een taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast door de duur van 30 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Elders en Donker, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
28 december 2005.
Mr. Donker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.