ECLI:NL:RBZUT:2005:AU8795

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/010631-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van der Hooft
  • B. Elders
  • C. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voor mede-exploitatie van een hennepkwekerij

Op 30 november 2005 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit. De feiten vonden plaats in de gemeente Apeldoorn tussen 1 augustus 2002 en 1 oktober 2003. De verdachte was betrokken bij een hennepkwekerij waar ongeveer 2772 hennepplanten werden gekweekt. Daarnaast werd hij beschuldigd van het illegaal afnemen van elektriciteit van de energieleverancier Nuon. Tijdens de rechtszitting verklaarde de verdachte dat de kwekerij was opgezet door anderen, maar dat hij wel betrokken was bij de controle en het onderhoud van de kwekerij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de illegale activiteiten en dat hij zich had blootgesteld aan de kans dat de elektriciteit niet legaal werd verkregen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen twee jaar aan een strafbaar feit schuldig maakt. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 180 uren, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 90 dagen kan worden opgelegd. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de hennepkwekerij, en zijn slechte gezondheid. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke gevolgen van de illegale hennepteelt en het illegaal afnemen van elektriciteit, en dat dergelijke activiteiten bijdragen aan het illegale drugscircuit en sociale overlast veroorzaken. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten op zijn naam staan, wat in zijn voordeel werkte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/010631-03
Uitspraak d.d.: 30 november 2005
Tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met
1 oktober 2003 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) ongeveer 2772, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
art 3 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 3 lid 1 ahf/ond C Opiumwet
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met
1 oktober 2003 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nuon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 1 oktober 2003 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de [straatnaam], een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 1 oktober 2003 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen electriciteit, toebehorende aan de Nuon.
Ten aanzien van het telkens bewezen verklaarde medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van de politierechter d.d. 30 augustus 2004 verklaard dat de kwekerij is opgezet door de twee personen die op het moment van zijn aanhouding bij hem waren. Die personen hebben eveneens de aanpassingen aan de electriciteit gedaan. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij bepaalde of er wel of niet gekweekt werd en dat hij controleerde of alles goed draaide. In het geval er iets mis ging gaf hij dat aan hen door. Bovendien heeft verdachte verklaard, dat de kwekerij werd aangestuurd door een computer, en dat een persoon met de naam [persoon] de “computerman” was.
Het opzetten van een kwekerij in deze omvang, het verzorgen en met name het uiteindelijk oogsten van een dergelijke hoeveelheid planten is erg arbeidsintensief, zodat het zeer aannemelijk is dat de kwekerij is opgezet en onderhouden door meer personen dan alleen verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan ook sprake is ten aanzien van het wederrechtelijk toe-eigenen van de electriciteit. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat het energiegebruik blijkens de door hem ontvangen nota’s in de periode dat de hennepkwekerij in werking was niet afwijkend was van dat in die periode daarvoor. Hij was ervan op de hoogte dat er lampen en ventilatie in de loods waren aangebracht ten behoeve van de hennepkwekerij en hij wist dat er aanpassingen aan de electriciteit waren gedaan. Gezien de algemene ervaring dat dit soort lampen en ventilatoren veel stroom gebruiken en de omstandigheid dat de energienota’s niet veranderden, moet de conclusie zijn dat verdachte zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de stroom voor de meter werd weggenomen, althans niet legaal werd verkregen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. De voortgezette handeling van diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte met anderen uit winstbejag een hennepkwekerij heeft opgericht en in werking heeft gehad waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast. Bovendien heeft verdachte met zijn mededaders illegaal stroom afgetapt, waardoor aanzienlijke schade is ontstaan voor de energieleverancier.
In het voordeel van verdachte werkt mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Bij de bepaling van de hoogte van de werkstraf heeft de rechtbank voorts verdachtes slechte gezondheid in aanmerking genomen.
Ten aanzien van de termijn waarbinnen de werkstraf dient te worden verricht gaat de rechtbank er van uit dat deze termijn zonodig ambthalve door de officier van justitie zal worden verlengd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 22c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft ter terechtzitting reeds meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen verlenging van de termijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 56, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Elders en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2005.