ECLI:NL:RBZUT:2005:AU8702

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
74326 / KG ZA 05-314, 74213 / KG ZA 05-312, 74332 / KG ZA 05-315
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fusie tussen stichtingen en bestuursplaats van vakvereniging

In deze zaak heeft de Vereniging Vakvereniging "Het Zwarte Corps" (HZC) een kort geding aangespannen tegen meerdere stichtingen van SBW, met als doel de fusie tussen deze stichtingen te verbieden. HZC vorderde dat de voorzieningenrechter zou besluiten dat de fusieplannen in strijd zijn met de wet en dat HZC een bestuursplaats in de nieuwe organisatie zou moeten behouden. De rechtbank heeft op 9 december 2005 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter overwoog dat HZC onvoldoende bewijs had geleverd dat zij een garantie had gekregen voor een bestuursplaats in de nieuwe organisatie. De rechtbank oordeelde dat de fusiepartners het recht hadden om de samenstelling van het bestuur te bepalen en dat HZC niet buiten het besluitvormingsproces was gehouden. De vorderingen van HZC werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de fusie door kon gaan. HZC werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van redelijkheid en billijkheid in de besluitvorming van stichtingen en de rol van vakverenigingen in fusies.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 74326 / KG ZA 05-314, 74213 / KG ZA 05-312, 74332 / KG ZA 05-315
Uitspraak: 9 december 2005
Vonnis in kort geding in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAKVERENIGING "HET ZWARTE CORPS",
gevestigd te Nieuwengein,
eiseres,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. H.J. de Kluiver en mr. M.D.C. Poels te Amsterdam
tegen
1. de stichting STICHTING SBW,
2. de stichting STICHTING SBW kenniscentrum Beroepsonderwijs voor de infrastructuur,
3. de stichting STICHTING SBW Opleiding voor Werkenden,
4. de stichting STICHTING SBW Stimuleringsfonds,
allen gevestigd te Harderwijk,
gedaagden,
advocaat mr. drs. P.B. van den Bos te Utrecht.
Eiseres zal hierna HZC genoemd worden. Gedaagden gezamenlijk zullen hierna ook wel SBW genoemd worden. Indien daar aanleiding toe bestaat zullen de afzonderlijke gedaagden met hun naam worden aangeduid.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 november 2005
- de mondelinge behandeling op 5 december 2005
- de pleitnota van HZC
- de pleitnota van SBW
- ten slotte is vonnis bepaald
- de telefonische mededeling van de griffier van deze rechtbank op 9 december 2005 aan partijen houdende een samenvatting van de inhoud van dit vonnis.
De feiten
HZC is een categorale vakvereniging die onder meer tot doel heeft het behartigen van de economische en maatschappelijke belangen van haar leden. HZC vertegenwoordigt hierbij machinegebonden personeel, werkzaam in water- spoor- wegen en utiliteitsbouw en aanverwante bedrijfstakken of zij die daarvoor beroepsonderwijs volgen.
Gedaagden maken deel uit van een conglomeraat van stichtingen. De stichting SBW is de "moederstichting" en heeft meerdere "dochterstichtingen" waaronder gedaagden onder 2, 3 en 4. Onder dit conglomeraat ressorteert de vennootschap SBW B.V.
SBW is een kenniscentrum met als twee belangrijkste taken:
- het maken en onderhouden van een kwalificatiestructuur voor de afzonderlijke bedrijfstakken;
- het erkennen van leerbedrijven waar leerlingen in opleiding stage kunnen lopen.
Ingevolge artikel 4 lid 1 en lid 2 van de statuten van de stichting SBW bestaat het bestuur uit negen leden. Vijf leden komen voort uit werkgeversorganisaties. De overige vier leden komen voort uit de volgende, kort aangeduide werknemersorganisaties: de FNV, het CNV en HZC. De FNV wordt vertegenwoordigd door twee leden, waaronder de voorzitter van werknemerszijde, het CNV door één lid tevens zijnde de secretaris van werknemerszijde en HZC door één lid.
De voormelde statutaire positie heeft HZC ook in het bestuur van een andere dochterstichting: stichting SBW Soma college. De statuten van stichting SBW Soma college luidt terzake:
"Artikel 5
De stichting wordt bestuurd door een bestuur, dat benoemd wordt door het bestuur van de Stichting SBW, dat bestaat uit:
(...)
2. vier (4) leden, die worden voorgedragen door de volgende rechtspersonen, waarvan door:
(...)
c. de Vakvereniging "Het Zwarte Corps"(H.Z.C.), gevestigd te Amsterdam: één (1) lid,
hierna te noemen de werknemers."
Bouwradius is een later opgericht doch gelijksoortig opleidingsinstituut als SBW. Het bestuur van Bouwradius heeft vanaf de start een paritair bestuur gehad waarin van werknemerszijde alleen de bouwbonden van de FNV en het CNV vertegenwoordigd zijn.
Begin 2004 is SBW besprekingen gestart met Bouwradius teneinde te zien of een fusie tussen beide organisaties tot de mogelijkheden behoorde. Voor dit doel is een zogenaamde "beleidsgroep" (hierna te noemen de beleidsgroep) ingesteld. Deze beleidsgroep bestond uit de werkgevers- en werknemersvoorzitters, enkele bestuursleden en de directies van SBW en Bouwradius.
Omdat de CAO-onderhandelingen voor de bouwsector moeizaam verliepen heeft het fusieproces bijna een jaar stil gelegen.
Op 13 juni 2005 heeft de [naam voorzitter], de voorzitter van het bestuur van HZC (hierna: [naam voorzitter]) het bestuur van SBW een brief geschreven. Deze brief luidt - voor zover relevant -:
"Uitgangspunt bij mijn reactie ter zake is, zoals eerder aangegeven dat HZC in beginsel positief staat tegenover het onderzoek van de mogelijkheden tot fusie van SBW en Bouwradius. In zoverre als het "voorstel tot fusie SBW-Bouwradius" aldus moet worden begrepen heeft dit de instemming van HZC.
(...)
Voor Vakvereniging Het Zwarte Corps geldt uiteraard dat de belangen van haar leden optimaal worden behartigd.
(...)
In dat verband heb ik eerder aangegeven dat HZC er van uitgaat, en een belangrijke voorwaarde voor de fusie acht dat zij in het bestuur van een fusie-instituut zal zijn vertegenwoordigd. Dat geldt eens te meer gelet op de juridische implicaties van de statutair gewaarborgde positie van HZC in de huidige SBW-organisaties, de lange traditie van bestuurlijke betrokkenheid van HZC
(...)"
Op 14 juni 2005 heeft het algemene bestuur van SBW vergaderd over de voorgenomen fusie. Namens HZC was [naam voorzitter] hierbij aanwezig. Tijdens deze vergadering is voormelde brief van HZC van 13 juni 2005 aan de orde geweest en is een conceptverslag uitgedeeld over - kort gezegd - het onderzoek dat de beleidsgroep heeft verricht naar een nadere organisatorische en inhoudelijke samenwerking tussen SBW en Bouwradius. Het van deze vergadering opgemaakt verslag luidt - voor zover relevant -:
"2.1 Brief Vakvereniging HZC d.d. 13 juni 2005
Er is een brief binnengekomen van HZC inzake de fusie SBW - Bouwradius. Voorzitter licht toe dat HZC positief staat tegenover de fusie. Voorts stelt hij dat opmerking van HZC met betrekking tot de samenstelling en de vertegenwoordiging van het toekomstige bestuur een zaak is tussen vakorganisaties. De brief wordt vervolgens ter vergadering uitgereikt.
(...)
6.2
(...)
M.b.t. het nu nemen van een voorgenomen besluit tot fusie spreekt HZC haar zorg uit met betrekking tot de waarborg van de bestuurlijke inbreng en betrokkenheid van de kleinere organisaties en/of branches in de nieuwe organisatie. HZC heeft dan ook moeite om nu een definitief en integraal besluit te nemen over een voorgenomen fusie zolang er nog geen zekerheid is over hoe HZC betrokken kan blijven.
(...)
Er wordt een besluit genomen over de fusie met als voorwaarde dat er een gedelegeerd bestuur wordt ingesteld die nadere plannen dient uit te werken die aan een aantal aspecten dienen te voldoen. Één van die aspecten is een waarborg voor de bescherming van de belangen van kleine branches en opleidingen
(...)
Voorzitter wijst er op dat het bestuur hier nu zit met een verantwoordelijkheid ten aanzien van de belangen van SBW. De samenstelling van het bestuur beschouwt hij als een zaak tussen de verschillende werknemers- en werkgeversorganisaties onderling. Het is later aan de werknemers- en werkgeversorganisaties om de bestuursleden voor de nieuwe organisatie te benoemen."
Op 17 juni hebben de besturen van Bouwradius en SBW vergaderd. Namens HZC was hierbij [naam voorzitter] aanwezig. Het verslag van deze vergadering luidt - voor zover relevant -:
"5) Voorgenomen besluit tot fusie tussen Bouwradius en SBW per 1 januari 2006
De heer [naam 2] stelt vast dat beide besturen onafhankelijk van elkaar hebben ingestemd met het advies van de Beleidsgroep dd 13 juni inzake een fusie van Bouwradius en SBW.
(...)
Beide besturen gaan unaniem akkoord met het voorgenomen besluit tot fusie."
[naam voorzitter] heeft op 4 november 2005 de besturen van SBW en Bouwradius een brief geschreven. In deze brief geeft [naam voorzitter] - samengevat - aan dat HZC mee wil werken aan een fusie maar er daarbij wel vanuit gaat dat zij op betekenisvolle wijze in het bestuur van het fusie-instituut zal zijn vertegenwoordigd. Dit laatste te meer - zo schrijft [naam voorzitter] - gelet op de juridische gewaarborgde bestuurlijke positie van HZC in de huidige SBW organisatie.
Op 11 november 2005 is het fusievoorstel gedeponeerd ten kantore van het handelsregister van de Kamer van Koophandel hetgeen betekent dat op 10 december 2005 het besluit tot fusie kan worden genomen.
Per antwoordbrief van 18 november 2004 gericht aan [naam voorzitter] hebben de voorzitters van Bouwradius en SBW, [naam voorzitter] bericht dat de inhoud van zijn brief van 4 november 2005 geen reden is om het voorgenomen besluit tot fusie in heroverweging te nemen.
Op 25 november 2005 heeft [algemeen directeur SBW], de algemeen directeur van SBW, de leden van het bestuur van SBW uitgenodigd voor een vergadering op 12 december 2005. Voor deze vergadering staat onder meer geagendeerd: "Voorstel tot wijziging van de Statuten van Stichting SBW" en "Voorstel tot wijziging van de statuten van de Stichting SBW Soma College" . Een concept van de nieuwe statuten van de stichting SBW is met de uitnodiging meegestuurd. Dit concept luidt - voor zover relevant -:
"Bestuur
Artikel 5.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit vier natuurlijke personen
2. Ten aanzien van één zetel in het bestuur heeft FNV Bouw het recht een persoon tot bestuurder te benoemen.
Ten aanzien van één zetel in het bestuur heeft Hout- en Bouwbond CNV het recht een persoon tot bestuurder te benoemen.
Ten aanzien van twee zetels in het bestuur heeft Bouwend Nederland het recht personen tot bestuurder te benoemen."
Ook is er een concept van de nieuwe statuten van de stichting SBW Soma College meegestuurd. Dit concept luidt - voor zover relevant -:
"1. Het bestuur is het bevoegd gezag als genoemd in artikel 1.1.1 van de WEB en functioneert met inachtneming van hetgeen is bepaald in deze statuten als een Raad van Toezicht. Het bestuur, te weten het bevoegd gezag als hiervoor omschreven wordt in deze akte aangeduid als "Raad van Toezicht".
(...)
4. Onverminderd het in lid 2 en lid 3 bepaalde:
a. worden twee leden van de raad van toezicht benoemd op bindende voordracht van Bouwend Nederland;
b. wordt één lid van de raad van toezicht benoemd op bindende voordracht van FNV Bouw;
c. wordt één lid van de raad van toezicht benoemd op bindende voordracht van de Hout en Bouwbond CNV:"
Na de fusie zullen SBW en Bouwradius verder gaan onder de naam Fundeon.
Het geschil
HZC vordert - na vermeerdering van eis - dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar verklaard vonnis:
ten aanzien van de stichting SBW
1. primair: stichting SBW zal verbieden een besluit te nemen en/of te doen nemen tot fusie op basis van fusievoorstellen, die door de SBW Stichtingen op 11 november 2005 ten kantore van het handelsregister zijn gedeponeerd en/of besluiten tot fusie van de SBW Stichtingen op basis van de nu neergelegde fusievoorstellen goed te keuren;
subsidiair: stichting SBW zal verbieden een eventueel besluit tot fusie op enigerlei wijze tot uitvoering te brengen en/of te doen brengen;
meer subsidiair: een voorziening zal geven die de rechten en belangen van HZC waarborgt en die de voorzieningenrechter in goede justitie passend zal oordelen;
2. (het bestuur van) de stichting SBW zal verbieden te besluiten de statuten van SBW te wijzigen, zoals aangeduid en voorzien in de oproeping en de vergaderstukken ten behoeve van de vergadering van het bestuur van SBW op 12 december 2005;
3. (het bestuur van) de stichting SBW zal verbieden om goed te keuren een besluit tot wijziging van de statuten van de stichting SBW Soma College zoals aangeduid en voorzien in de oproeping en vergaderstukken ten behoeve van de vergadering van het bestuur van de stichting SBW Soma College op 12 december 2005;
dit op straffe van een dwangsom van € 500.000,-- voor overtreding van deze verboden, te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat een situatie wordt gehandhaafd die in strijd is met de te treffen verboden en/of voorzieningen dan wel een dwangsom die de voorzieningenrechte gepast oordeelt;
ten aanzien van stichting SBW kenniscentrum beroepsonderwijs voor de infrastructuur:
a. primair: de stichting SBW Kenniscentrum Beroepsonderwijs voor de Infrastructuur zal verbieden een besluit te nemen tot fusie op basis van het fusievoorstel zoals bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd op 11 november 2005;
b. subsidiair: stichting SBW Kenniscentrum Beroepsonderwijs voor de Infrastructuur zal verbieden een eventueel besluit tot fusie op enigerlei wijze tot uitvoering te brengen;
c. meer subsidiair; een voorziening zal geven die de rechten en belangen van HZC zal waarborgen en die de voorzieningenrechter in goede justitie passend zal oordelen;
dit op straffe van een dwangsom van € 500.000,-- voor overtreding van deze verboden te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat een situatie wordt gehandhaafd die in strijd is met de te treffen verboden en/of voorzieningen dan wel een dwangsom die de voorzieningenrechter gepast oordeelt;
ten aanzien van de stichting SBW opleiding voor werkenden en de stichting SBW stimuleringsfonds
a. primair: de SBW stichtingen zal verbieden een besluit te nemen tot fusie op basis van de fusievoorstellen zoals bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd op 11 november jl.;
b. subsidiair: de SBW stichtingen zal verbieden een eventueel besluit tot fusie op enigerlei wijze tot uitvoering te brengen;
c. meer subsidiair: een voorziening zal geven die de rechten ten belangen van HZC waarborgt en die de voorzieningenrechter in goede justitie passend zal oordelen;
dit op straffe van een dwangsom van € 500.000,-- voor overtreding van deze verboden te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat een situatie wordt gehandhaafd die in strijd is met de te treffen verboden en/of voorzieningen dan wel een dwangsom die de voorzieningenrechter gepast oordeelt;
met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
Aan deze vordering legt HZC in het licht van de feiten de volgende stellingen ten grondslag. De vormgeving van de fusie, inclusief de bestuurlijke samenstelling en de inhoudelijke afwegingen, heeft geheel plaats gevonden in een gedelegeerd bestuur. HZC is hierdoor buiten het proces van besluitvorming gehouden. Deze gang van zaken is strijdig met de wet. Het besluit tot fusie en wijziging van de statuten van stichting SBW en stichting SBW Soma College is ook strijdig met de wet en met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid die alle betrokkenen jegens elkaar in acht dienen te nemen. HZC maakt al 55 jaar deel uit van het bestuur van SBW. Haar positie is op dezelfde wijze gewaarborgd als de bestuurspositie van het FNV en het CNV. Het is dan ook gerechtvaardigd dat HZC deel gaat uitmaken van het bestuur van de na de fusie ontstane organisaties. Door de fusie en de voorgestelde statutenwijzigingen probeert SBW echter op ontoelaatbare wijze HZC haar bestuurspositie en haar juridische positie in de stichtingen te ontnemen waardoor HZC getroffen zal worden in haar kernbelang en dat van haar leden. SBW offert zo de belangen van een minderheid op aan die van een meerderheid hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 2:15 BW.
SBW heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop zo nodig, in het hierna volgende zal worden ingegaan.
De beoordeling
Hoewel HZC de in de kop van dit vonnis vermelde stichtingen als afzonderlijke rechtspersonen heeft gedagvaard zal, gelet op de wijze waarop HZC haar vordering heeft ingekleed, in de beoordeling ervan de gedaagden als één geheel worden beschouwd tenzij hierna anders weergegeven.
Tegen het argument van HZC dat de besluitvorming, die heeft geleid tot de definitieve fusieplannen, in strijd met de wet tot stand is gekomen omdat een gedelegeerd bestuur de besluiten heeft genomen, heeft SBW ingebracht dat het gedelegeerde bestuur slechts de besluiten heeft voorbereid waarna ze ter beoordeling werden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Dit bestuur heeft vervolgens de van belang zijnde besluiten genomen. Nu HZC dit verweer niet heeft bestreden, zal aan deze stelling van haar worden voorbij gegaan.
Onderzocht dient nu te worden of het aannemelijk is dat de bodemrechter, indien HZC terzake een vordering instelt, zal oordelen dat het besluit van SBW om te gaan fuseren met Bouwradius op basis van de thans voorliggende fusievoorstellen, op de voet van artikel 2:8 BW in verbinding met artikel 2:15 BW dient te worden vernietigd. In dit kader is van belang of het aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat SBW na afweging van álle bij het besluit betrokken belangen van de in artikel 2:8 BW bedoelde personen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
Terzake deze toetsingsmaatstaf kan uit de stellingen van partijen, de door hen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting het volgende worden opgemaakt. Zoals hiervoor reeds onder 4.2 weergegeven heeft HZC niet weersproken dat alle besluiten voorafgaand aan het uiteindelijke besluit om te gaan fuseren, zijn besproken in het algemeen bestuur van SBW waar HZC tot op heden deel van uitmaakt. Aannemelijk is dan ook dat HZC ruimschoots de gelegenheid heeft gehad haar bezwaren naar voren te brengen. De notulen van de vergadering van het bestuur van SBW van 14 juni 2005, zoals hiervoor onder 2.10 vermeld, luiden ook in die zin en geven bovendien weer dat de brief van HZC van 13 juni 2005, zoals hiervoor vermeld onder 2.9, ter vergadering is uitgedeeld en ook is besproken. [naam voorzitter] heeft tijdens de mondelinge behandeling voorts, desgevraagd, aangegeven dat hij op de vergadering van 4 november 2005 van het bestuur van SBW - de vergadering waarop het concept van de te wijzigen statuten werden goedgekeurd - zijn mening heeft kunnen geven. Het verwijt dat HZC aan SBW maakt, dat zij buiten het besluitvormingsproces is gehouden zodat zij haar belangen niet heeft kunnen verdedigen, is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden.
Dat HZC tijdens dit besluitvormingsproces op enig moment de garantie heeft gekregen dat zij in de nieuwe organisaties wederom een bestuursplaats zou kunnen gaan innemen, heeft zij voorts onvoldoende aangetoond. HZC verwijst in dit verband weliswaar naar hetgeen onder punt 6.2. in de notulen van 14 juni 2005 staat opgenomen, doch deze verwijzing kan haar niet baten nu deze passages, gelezen in verbinding met de context, niet eenduidig aangeven dat met de termen "kleine branches" dan wel "kleinere organisaties" vakbonden zoals HZC, worden bedoeld. Ook de door SBW in het geding gebrachte verklaringen van de voorzitters van het CNV, [voorzitter CNV] en het FNV, [voorzitter FNV] vormen een contraire aanwijzing voor de stelling van HZC nu de verklaring van [voorzitter CNV] op dit punt luidt:
"Al begin dit jaar heb ik hier met [naam voorzitter] over gesproken, (...) Ik heb hem duidelijk te verstaan gegeven dat wij voor hem geen zetel beschikbaar wilden stellen. (...) Ik heb hem toen nog eens duidelijk te verstaan gegeven dat dat niet zo was en dat wij HZC geen zetel wilden geven."
en die van [voorzitter FNV]:
"Vanaf de eerste gesprekken heeft hier nooit enig misverstand over bestaan of kunnen bestaand. Bovendien is dit niet een unieke zienswijze, die alleen t.a.v. HZC werd ingenomen. Sinds jaar en dag is ons (...) standpunt, dat dit soort zaken met name op basis van representativiteit wordt beoordeeld. (...) Ook in deze situatie was dit vanaf Dag 1 glashelder."
Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat de fusiepartners het er over eens waren dat de invulling van de zetels in de te vormen organisaties een zaak was van de partners zelf, nu de notulen van de vergadering op 10 mei 204 terzake als volgt luiden:
"De heer [naam 3] (lid van het bestuur van Bouwradius, rb) antwoordt dat de samenstelling van het bestuur onderdeel zal zijn van de besluitvorming van partijen. Werkgevers benoemen de werkgeversdelegatie en werknemers de werknemersdelegatie.",
en onder punt 2.1. in de notulen van de vergadering van 14 juni 2005 te lezen valt dat ook door SBW over dit aspect van de fusie in voormelde zin gedacht werd.
Weliswaar kan uit beide vergaderverslagen ook worden opgemaakt dat HZC zich zorgen maakte over haar positie in het nieuw te vormen bestuur. Maar deze bezwaren waren voor HZC kennelijk niet van zo zwaarwegende aard dat zij op 17 juni 2005 haar instemming met de fusie onthield.
Tot slot heeft HZC onvoldoende duidelijk gemaakt wat haar belang is om deel te gaan uitmaken van het nieuwe bestuur. Ter zitting heeft HZC onderkend dat het niet voor de hand ligt dat zij in dit bestuur, als een van de negen, een rol van betekenis zal kunnen gaan spelen. Het belang dat HZC bij haar bestuursplaats heeft, zo heeft [naam voorzitter] ter zitting toegelicht, is de wens van HZC om haar eigen geluid te laten klinken en betrokken te blijven bij de kwaliteit van de vakopleidingen. HZC heeft evenwel niets ingebracht tegen het argument van SBW dat, ook al heeft HZC geen bestuursplaats meer, daarmee nog niet is gezegd dat de kwaliteit van de vakopleidingen onder druk komt te staan en HZC heeft evenmin bestreden dat overwegingen van bestuurlijke werkbaarheid (geen bestuur van 35 man) voor de fusiepartners er toe heeft geleid om representativiteit bepalend te laten worden bij de samenstelling van het nieuwe bestuur. Tegen deze achtergrond wordt het niet onredelijk geacht dat SBW haar belang, haar bestuur zo te gaan inrichten als zij voornemens is te gaan doen, laat prevaleren ten opzichte van het belang van HZC.
Op grond van het voorgaande luidt het voorlopig oordeel dan ook dat SBW, door te willen gaan fuseren met Bouwradius op basis van de huidige fusieplannen, zich jegens HZC gedraagt naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
De vorderingen die tot doel hebben de fusie tussen HZC en Bouwradius te verbieden, zullen dan ook worden afgewezen. Dit betekent dat ook de vordering om (het bestuur van) SBW te verbieden de statuten van SBW te wijzigen, zal worden afgewezen evenals het gevorderde verbod tot goedkeuring van de wijziging van de statuten van de stichting SBW Soma College nu HZC in het licht van het voorgaande bij deze vordering geen belang meer heeft. HZC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van SBW waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat de gedaagden bij één procureur zijn verschenen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af,
veroordeelt HZC in de proceskosten, aan de zijde van
- de stichting SBW, die worden gesteld op € 315,93 terzake verschotten en € 272,00 terzake salaris procureur;
- de stichting SBW kenniscentrum beroepsonderwijs voor de infrastructuur, die worden gesteld op € 315,93 terzake verschotten en € 272,00 terzake salaris procureur;
- de stichting SBW opleiding voor werkenden en de stichting SBW stimuleringsfonds, die worden gesteld op € 315,93 terzake verschotten en € 272,00 terzake salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2005.