ECLI:NL:RBZUT:2005:AU7462

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72706 CI RK 05 119
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gerechtelijke vaststelling van vaderschap met toepassing van Marokkaans recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 november 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De verzoekster, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, verzocht de rechtbank om het vaderschap van de man ten aanzien van de minderjarige vast te stellen. De man had de minderjarige reeds erkend, maar de verzoekster was van mening dat de juridische gevolgen van deze erkenning beperkt waren en dat het in het belang van de minderjarige was om het vaderschap ook gerechtelijk vast te laten stellen. De man steunde het verzoek van de moeder volledig.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. De rechtbank overwoog dat op grond van het Marokkaanse recht, dat van toepassing is gezien de nationaliteit van de ouders, de moeder niet de mogelijkheid heeft om het vaderschap te laten vaststellen. De rechtbank benadrukte dat het doel van het verzoek niet was om een familierechtelijke band tot stand te brengen, aangezien deze al bestond door de erkenning, maar om de minderjarige sneller het Nederlanderschap te laten verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap per 1 april 2003, die postnatale erkenning geen onmiddellijk nationaliteitsrechtelijk rechtsgevolg meer toekent, ook van invloed was op de beoordeling van het verzoek.

De rechtbank verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk, omdat de verzoekster geen andere belangen had aangevoerd die de toewijzing van het verzoek zouden rechtvaardigen. De minderjarige was niet statenloos en had de Marokkaanse nationaliteit. De beslissing werd genomen door mr. G.W. Brands-Bottema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel
Afdeling Familie
Uitspraak: 24 november 2005
Zaaknummer: 72706 CI RK 05 119
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[naam verzoeker],
verzoeker, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger/moeder van de hierna te noemen minderjarige,
wonende te [plaatsnaam],
procureur: mr. M.A.D. Kok,
advocaat: mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht,
ter zitting vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij,
en
[naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] te [plaatsnaam],
hierna te noemen de minderjarige,
wonende te [plaatsnaam],
bijzonder curator: mr. G.P. Lückens-van der Laan,
en
[naam man],
hierna mede te noemen de man,
wonende te [postcode] [plaatsnaam],
[adres],
in persoon verschenen.
Het (verdere) verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- de (tussen)beschikking van deze rechtbank van 29 september 2005;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 13 oktober 2005.
De vaststaande feiten
Uit akte no. 100678 van de gemeente [plaatsnaam] blijkt dat [naam man] op 3 juli 2002 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam] heeft verklaard dat [naam verzoeker] op [geboortedatum] om 16.32 uur is bevallen van een minderjarige van het mannelijk geslacht, aan wie de voornaam [voornaam] is gegeven, waarbij hij van rechtswege de geslachtsnaam van de moeder heeft gekregen: [achternaam moeder].
Uit het vervolgblad 1 ‘LATERE VERMELDING BETREFFENDE ERKENNING’, Ref. 100678/2002, document akte van erkenning met nummer 0120 blijkt dat [naam man] op 20 september 2004 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam], met toestemming gegeven door de moeder, de minderjarige met toepassing van Nederlands recht heeft erkend. Daarbij heeft de minderjarige de geslachtsnaam van de vader, [achternaam vader], gekregen.
De moeder en de minderjarige hebben de Marokkaanse nationaliteit.
De vader heeft naast de Marokkaanse nationaliteit, sinds 3 september 1997 eveneens de Nederlandse nationaliteit (kb. 97.004082).
De vader en de moeder zijn op 24 februari 2003 te Nador, Marokko gehuwd.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 september 2005 is tot bijzonder curator over de minderjarige benoemd mr. G.P. Lückens-van der Laan, advocaat te [plaatsnaam].
Het verzoek
De moeder verzoekt dat de rechtbank het vaderschap van [naam man] ten aanzien van [naam minderjarige] zal vaststellen.
Zij stelt dat de man door de erkenning de juridische vader van de minderjarige is. De daaraan verbonden rechtsgevolgen zijn echter beperkt. De minderjarige verkrijgt door de erkenning niet direct het Nederlanderschap. Doordat zij hierover geen informatie hebben ontvangen, hebben de ouders zich niet gerealiseerd, dat het wellicht met het oog op dit gevolg beter was geweest om het vaderschap gerechtelijk te laten vaststellen, in plaats van dat de vader de minderjarige had erkend.
Gezien de beperktere gevolgen van de erkenning heeft de minderjarige recht en belang bij de verzochte vaststelling dat de man niet alleen zijn juridische maar tevens zijn biologische vader is. De man is de verwekker van de minderjarige, daar de moeder in het conceptietijdvak gemeenschap met de man heeft gehad.
Het verweer
De man onderschrijft geheel het standpunt van de moeder.
Het standpunt van de bijzonder curator
De bijzonder curator stelt zich op het standpunt dat het in het belang is van de minderjarige dat het vaderschap wordt vastgesteld, omdat hij door die vaststelling van rechtswege het Nederlanderschap verkrijgt. De drie-jaars termijn hoeft dan niet worden afgewacht.
De beoordeling
Op grond van artikel 5 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) komt aan deze rechtbank rechtsmacht toe, aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in [plaatsnaam] heeft.
Ingevolge artikel 6 lid 1 van de Wet Conflictenrecht Afstamming is het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en de man bepalend voor de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld. In deze zaak hebben de moeder en de man de Marokkaanse nationaliteit, zodat het Marokkaanse recht van toepassing is. Op 5 februari 2004 is het nieuwe Marokkaanse Familiewetboek in werking getreden. In boek drie worden de bepalingen met betrekking tot de geboorte en haar gevolgen gegeven. Aan de vrouw wordt niet de mogelijkheid toegekend om het vaderschap te laten vaststellen, zodat alleen al om die reden het verzoek niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij evenmin op andere gronden aanleiding ziet om het verzoek toe te wijzen.
Doel van het onderhavige verzoek is niet om een familierechtelijke band tussen de man en de minderjarige tot stand te brengen, want deze is door de erkenning reeds tot stand gekomen, maar om aan de minderjarige op kortere termijn het Nederlanderschap te kunnen laten toekomen.
Per 1 april 2003 is de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: Rw) gewijzigd en heeft postnatale erkenning, gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 1 aanhef en onder c. Rw, geen onmiddellijk nationaliteitsrechtelijk rechtsgevolg meer. Een minderjarige kan wel door optie het Nederlanderschap verkrijgen als voldaan is aan de voorwaarde dat de minderjarige na de erkenning gedurende een onafgebroken periode van tenminste drie jaren verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend. Dit ligt anders indien de minderjarige vóór de geboorte is erkend. Uit artikel 3 lid 1 Rw vloeit voort dat de minderjarige Nederlanderschap verkrijgt op het moment van geboorte. Ook kan de minderjarige eerder het Nederlanderschap verkrijgen als de Nederlandse man het vaderschap gerechtelijk laat vaststellen, (artikel 4 lid 1 Rw).
De rechtbank stelt voorop dat het aan de bevoegdheid van de nationale wetgever is overgelaten om in zijn nationale wetgeving te regelen welke procedure gevolgd dient te worden voor de verkrijging van de nationaliteit, artikel 6 lid 1 Europees Verdrag inzake nationaliteit. De enkele omstandigheid dat de rechtsgevolgen van een gerechtelijke vaststelling blijkens artikel 4, eerste lid, van de Rw voor wat betreft de nationaliteit afwijken van die van de erkenning in die zin dat langs eerstgenoemde weg de minderjarige onmiddellijk de Nederlandse nationaliteit kan verkrijgen, terwijl hij anders moet wachten totdat drie jaren zijn verstreken waarin hij verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend, kan geen reden vormen om deze bepalingen terzijde te stellen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de bedoeling van de wetgever bij wijziging van de Rw, te weten het voorkomen van schijnerkenningen.
Verzoekster heeft geen andere belangen naar voren gebracht, die de toewijzing van het verzoek zouden kunnen rechtvaardigen. Zij en de minderjarige zijn niet met uitzetting bedreigd en evenmin zijn de man en de moeder van plan om uit elkaar te gaan zodat de driejaars-termijn niet vervuld zou kunnen worden. De minderjarige is niet statenloos, maar heeft de Marokkaanse nationaliteit.
De beslissing
De rechtbank:
Verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier deelt mede dat:
van vorenstaande beschikking hoger beroep open staat bij het Gerechtshof te Arnhem:
- voor verzoeker en de verschenen belanghebbenden binnen drie maanden na de dagtekening van deze beschikking;
- voor andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat deze beschikking op andere wijze hun bekend is geworden;
dit beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat/procureur.