RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460294-05
Uitspraak d.d.: 14 september 2005
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Kruisberg te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 augustus 2005.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2005 in de gemeente Nunspeet
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) meermalen,
althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) tegen/op de grond heeft gewerkt
en/of geduwd en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen
het hoofd en/of in het gezicht en/of (elders) tegen het lichaam van die
[slachtoffer] heeft getrapt en/of geschopt met (een) (zogenaamde)
(leger)schoen(en), althans zwaar schoeisel, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 22 mei 2005
in de gemeente Nunspeet
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) heeft
vastgepakt en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met
kracht) tegen/op de grond heeft gewerkt en/of geduwd en/of (vervolgens)
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht
en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt en/of
geschopt met (een) (zogenaamde) (leger)schoen(en), althans zwaar schoeisel,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
voornoemde [slachtoffer 2] een (zogenaamde) kopstoot in/op/tegen het gezicht heeft
gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 06/800133-05)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk
mishandelend [slachtoffer 2] een (zogenaamde) kopstoot in/op/tegen het gezicht
heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en
wederrechtelijk een rolluik (van een pand gelegen aan de [adres]), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 06/800133-05)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit (van een toegangsdeur van een pand gelegen aan de
[adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf 2] en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
(parketnummer 06/800133-05)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 22 mei 2005 in de gemeente Nunspeet ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven
te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en
(vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) tegen de grond heeft gewerkt
en met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt met een
schoen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
voornoemde [slachtoffer 2] een (zogenaamde) kopstoot in/op/tegen het gezicht heeft
gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk
een rolluik (van een pand gelegen aan de [adres]), toebehorende aan
[bedrijf 1], heeft vernield;
4.
hij op 26 december 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit (van een toegangsdeur van een pand gelegen aan de
[adres]), toebehorende aan
[benadeelde partij] heeft vernield.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde onder 2 primair overweegt de rechtbank als volgt.
De wijze waarop verdachte volgens aangever [slachtoffer 2] de kopstoot in zijn gezicht gaf (ik zag dat zijn hoofd naar achteren ging en ik zag en voelde dat hij met volle kracht mijn gezicht raakte, p. 11) en verdachtes verklaring van 26 december 2004 op pagina 15, inhoudende dat hij doorgaans agressief wordt als hij het idee heeft aangevallen te worden en dan net zo lang doorgaat totdat de andere partij niet meer beweegt, in onderling verband en samenhang bezien, laten redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen en die kans ten tijde van de gedraging ook bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 primair: poging tot doodslag;
feit 2 primair poging tot zware mishandeling;
feiten 3 en 4 telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een monodisciplinair rapport, gedateerd 11 augustus 2005, opgemaakt door [naam], klinisch psycholoog-psychotherapeut.
Met de conclusie van dit rapport, te weten de licht verminderde mate waarin verdachte toerekeningsvatbaar is te achten, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich tweemaal heeft schuldig gemaakt aan zogenaamd zinloos geweld door zonder enige reden in het openbaar twee willekeurige personen zeer gewelddadig te lijf te gaan. Bij de slachtoffers en de toeschouwers zijn hierdoor angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeggebracht. Voorts heeft verdachte zich aan een tweetal agressieve vernielingen schuldig gemaakt, waardoor schade is ontstaan. Verdachte is vaker voor soortgelijke geweldsdelicten veroordeeld.
De officier van justitie heeft een hoge gevangenisstraf gevorderd op basis van de ernst van met name het eerste ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar eis ter zitting anderzijds positieve punten van verdachte genoemd en de rechtbank is van oordeel dat deze positieve punten, namelijk de schuldgevoelens van verdachte, het inzicht in zijn problematiek en de wens een behandeling te ondergaan een lagere gevangenisstraf dan gevorderd rechtvaardigen, waarbij de rechtbank tevens rekening heeft gehouden met de licht verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank acht voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de navolgende bijzondere voorwaarde stellen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres], girorekening [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 701,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot een bedrag van € 342,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Wat de betreft de gevorderde werkdagen zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de rechtbank van oordeel is dat de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Wat betreft de gevorderde vervallen no-claim zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onderbouwing van deze post ontbreekt.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 57, 287, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 (zeven) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door de Forensisch Psychiatrische Afdeling van Vrederust te [woonplaats] of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van Vrederust of een soortgelijke instelling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres], girorekening [nummer], van een bedrag van € 342,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van € 342,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2005.