ECLI:NL:RBZUT:2005:AT9301

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080547-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. Feunekes
  • J. Boks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake moord en poging tot doodslag met betrekking tot H.J. in Warnsveld

Op 13 juli 2005 heeft de Rechtbank Zutphen vonnis gewezen in de strafzaak tegen H.J., die werd verdacht van moord op H.G. op 19 december 2003 en van poging tot doodslag op twee personen op 20 juni 2003, alle gepleegd te Warnsveld. De rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen van moord niet bewezen konden worden. De bekennende verklaringen van de verdachte werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, mede door zijn geestelijke toestand. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de moord, maar achtte de pogingen tot doodslag wel bewezen. H.J. lijdt aan een chronische schizofrene psychose, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar werd verklaard en van rechtsvervolging werd ontslagen.

De officier van justitie had TBS met dwangverpleging geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een maatregel van opname in een psychiatrische inrichting voor de duur van één jaar meer op zijn plaats was. De rechtbank baseerde deze beslissing op de rapportages van deskundigen, die concludeerden dat de verdachte door zijn geestelijke stoornis niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank benadrukte dat de Wet Bijzondere Opnamen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) voldoende mogelijkheden biedt voor de behandeling van de verdachte na de opgelegde maatregel.

De rechtbank verklaarde de Erven van H.G. niet-ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding, omdat deze geen betrekking had op een bewezen feit. De beslissing is gegrond op de artikelen 37, 39, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Zutphen, bestaande uit mrs. Van Harreveld, Feunekes en Boks, en griffier Heebink.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer(s): 06/080547-03
uitspraak d.d.: 13 juli 2005
tegenspraak / dip / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Arnhem Zuid, Ir. Molsweg 5 te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 oktober 2004 en 30 juni 2005.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
- Op 20 oktober 2004 heeft de rechtbank op verzoek van verdachtes raadsman de in artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering geregelde beslissing gegeven. Voorts heeft de rechtbank op deze terechtzitting het onderzoek geschorst en de stukken in handen gesteld van de rechter commissaris voor strafzaken in deze rechtbank ter fine van rapportage door een (of meer) deskundige(n).
- Op 30 juni 2005 is het lopende (slechts op het eerste feit van de tenlastelegging gebaseerde) bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en is tegen verdachte terzake van het 2e en 3e feit een, afzonderlijk geminuteerd, bevel tot gevangenneming verleend.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Met een toelichting als vermeld in zijn ter ter terechtzitting overgelegde pleitnota, is door verdachtes raadsman aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu uit het onderzoek naar voren is gekomen, dat geen sprake is geweest van formele seponering van deze zaken en evenmin van het bij verdachte opwekken van een met seponering gelijk te stellen vertrouwen door enige justitiële autoriteit.
In het licht van de resultaten van het opsporingsonderzoek betreffende het onder 1 ten laste gelegde en de in dat kader omtrent verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapportage, is het voorts alleszins begrijpelijk, dat de officier van justitie uiteindelijk heeft besloten in het onderzoek en de vervolging tevens de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten te betrekken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2003 in de gemeente Warnsveld opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade [slachtof[slachtoffer A] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, genoemde [slachtoffer A] met een (houten) balk(je), althans met een hard
voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd, althans het
lichaam, geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer B] van het
leven te beroven, met dat opzet (onverhoeds en/of met kracht) een handdoek om
de nek van die [slachtoffer B] te brengen/te doen en/of (vervolgens) die handdoek
(met kracht) (aan beide zijden) aan te draaien/te trekken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
(onverhoeds en/of met kracht) een handdoek om de nek van die [slachtoffer B] te
brengen/te doen en/of (vervolgens) die handdoek (met kracht) (aan beide
zijden) aan te draaien/te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld [slachtoffer B] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (onverhoeds en/of
met kracht) een handdoek om de nek van die [slachtoffer B] gebracht/gedaan en/of
(vervolgens) die handdoek (met kracht) (aan beide zijden)
aangedraaid/getrokken;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtofer C] van het leven
te beroven, met dat opzet (onverhoeds en/of met kracht) een handdoek om de nek
van die [slachtoffer C] te brengen/te doen en/of (vervolgens) die handdoek (met kracht)
(aan beide zijden) aan te draaien/te trekken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtofer C],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (onverhoeds
en/of met kracht) een handdoek om de nek van die [slachtoffer C] te brengen/te doen
en/of (vervolgens) die handdoek (met kracht) (aan beide zijden) aan te
draaien/te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld [slachtofer C] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (onverhoeds en/of
met kracht) een handdoek om de nek van die [slachtoffer C] gebracht/gedaan en/of
(vervolgens) die handdoek (met kracht) (aan beide zijden)
aangedraaid/getrokken;
art 285 lid 1 Wetboek van Straf
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, nu op grond van de door de deskundigen Dr. J.I.M. Egger, klinisch neuropsycholoog en Gz Psycholoog te Nijmegen en Dr. S. Tuinier, psychiater te Amsterdam dd. 8 juni 2005 uitgebrachte rapportage en de daarop mondeling verstrekte toelichting moet worden geoordeeld dat de door de verdachte in het voorbereidend onderzoek afgelegde bekennende verklaringen (nog afgezien van hun intrekking ter terechtzitting) onvoldoende betrouwbaar zijn, terwijl er overigens onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig is.
De verdachte behoort van deze feiten te worden vrijgesproken.
Bewijsverweer
Met een toelichting als vermeld in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota is door verdachtes raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 en 3 telkens primair en subsidiair tenlastegelegde, nu het desbetreffende bewijsmateriaal slechts bestaat uit kennelijk onbetrouwbare verklaringen van verdachte en op zich zelf staande aangiftes van personen die de verdediging niet heeft kunnen ondervragen.
De rechtbank verwerpt deze verweren, nu de feitelijke grondslag daarvan ondeugdelijk is. Anders dan bij het onder 1 tenlastegelegde, heeft verdachte met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde immers zijn bekennende verklaringen niet alleen gehandhaafd, maar worden deze verklaringen ook bevestigd door de verklaringen van (oog)getuigen, terwijl daarnaast (al dan niet op onderdelen) ook sprake is van bevestiging tussen de verklaringen onderling.
Dat geen van de voor verdachte belastend verklarende personen door de verdediging is ondervraagd, staat aldus aan het gebruik van hun verklaringen voor het bewijs niet in de weg, nog daargelaten dat een tot ondervraging strekkend verzoek door de verdediging nimmer is gedaan en dat niet is gebleken dat een dergelijk verzoek zinloos zou zijn geweest.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, in dier voege:
2.
hij op 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer B] van het
leven te beroven, met dat opzet (onverhoeds en met kracht) een handdoek om
de nek van die [slachtoffer B] heeft gebracht en vervolgens die handdoek
met kracht aan beide zijden aan heeft getrokken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2003 in de gemeente Warnsveld ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtofer C] van het leven
te beroven, met dat opzet onverhoeds en met kracht een handdoek om de nek
van die [slachtoffer C] heeft gebracht en vervolgens die handdoek met kracht
aan beide zijden aan heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
2 primair:
Poging tot doodslag.
3 primair:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is, in verband met het onder 1 tenlastegelegde (toen nog door hem bekende) feit, een multidisciplinair rapport uitgebracht, te weten een psychiatrisch rapport dd. 12 augustus 2004 van dr. S. de Jong, psychiater en een psychologische rapportage dd. 12 augustus 2004 van dr. P.M.F. Brookhuis, psychologe.
Deze deskundigen concluderen, zakelijk weergegeven, onder meer dat verdachte, terzake van het onder 1 ten laste gelegde (indien bewezen) geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht wegens de invloed van een bij hem bestaande ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een chronische schizofrene psychose met paranoïde trekken en (bevels)hallucinaties.
Hoewel voor het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak moet volgen, is de rechtbank, met de officier van justitie van oordeel, dat voormelde rapportage, tegen de achtergrond van het strafdossier en het ter terechtzitting verhandelde, grond geeft voor de eigen conclusie, dat verdachte terzake van de wel bewezen strafbare feiten als hiervoor vermeld ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, nu buiten redelijke twijfel staat dat verdachte deze feiten heeft begaan onder de beslissende en voor hem niet weerstaanbare invloed van de hiervoor benoemde ziekelijke stoornis. Overwogen wordt in dit verband dat de stoornis blijkens de rapportage van structurele aard is, dat de hier bedoelde feiten ( hoewel zij toen nog niet ten laste waren gelegd) in de rapportage kort zijn besproken, dat uit de rapportage naar voren komt dat er (ook) op 20 juni 2003 bij verdachte sprake was van onrust, problemen rond zijn medicatie en bevelshallucinaties, alsmede dat melding wordt gemaakt van andere incidenten, waarbij verdachte onvoorspelbaar persoonsgericht geweld zou hebben gepleegd.
Verdachte dient ter zake van de onder 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde feiten dan ook van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Motivering van de maatregel
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ofschoon de officier van justitie in het voetspoor van voormelde deskundigen heeft geconcludeerd tot een zodanig recidivegevaar voor persoonsgerichte geweldsdelicten, dat de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging aan verdachte ware op te leggen, is de rechtbank van oordeel, dat oplegging, van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar bij verdachte meer geïndiceerd is.
Naast het hiervoor overwogene, met betrekking tot de ten laste gelegde feiten en de omstandigheid dat verdachtes justitiële documentatie geen veroordelingen laat zien, is voor de rechtbank in dit verband redengevend dat bij verdachte niet de agressie maar de ziekelijke stoornis op de voorgrond staat, dat door de deskundigen Egger en Tuinier is geconcludeerd tot een aangepast en meer stringent medicatiebeleid en dat de BOPZ voldoende mogelijkheden biedt voor beheersing van het veiligheidsrisico na ommekomst van de op te leggen maatregel.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
Vordering tot schadevergoeding
De als Erven [slachtoffer A] optredende benadeelden hebben zich met een gezamenlijke vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4978,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Deze benadeelden zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun gezamenlijke vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 37, 39, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte ten aanzien van het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
1 horloge
2 schoenen
1 trui kleur grijs
1 overhemd
1 jas (colbert) kleur rood
1 broek kleur zwart
Verklaart de Erven [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, mr. Feunekes en Boks, rechters, in tegenwoordigheid van Heebink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2005.
Mr. Boks is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.