RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080360-04
Uitspraak d.d.: 19 april 2005
tegenspraak / dip - oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Grave.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2005.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft afwijzend beslist op een door de raadsvrouwe van verdachte gedaan verzoek om de behandeling gedeeltelijk (dat wil zeggen wat de persoonlijke omstandigheden van verdachte betreft) met gesloten deuren te doen plaatsvinden.
Nadat de tenlastelegging (in verband met artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 9 oktober 2004
in de gemeente Ermelo
opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte (telkens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] met
één of meerdere boomstam(men)/dikke tak(ken), althans met (een) hard(e)
voorwerp(en), meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of
in/op het gezicht en/of elders tegen/op het lichaam, althans tegen het lichaam, geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Door de raadsvrouwe van verdachte is aangevoerd dat er geen sprake is van enige vorm van opzet, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De rechtbank verwerpt dat verweer alleen al op grond van de eigen verklaring van verdachte. Daaruit blijkt overduidelijk dat verdachte, hoewel hij alcohol had gedronken, wist waarmee hij bezig was en bijna op een berekenende wijze heeft gehandeld.
De stelling dat verdachte ten tijde van het plegen van dit feit van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken wordt naar het oordeel van de rechtbank niet gedragen door de aard en het feitelijk handelen van verdachte en de verklaring die verdachte daarover heeft afgelegd, terwijl het rapport van de gedragsdeskundigen evenmin een aanknopingspunt biedt voor een volstrekte, het opzet uitsluitende ontoerekeningsvatbaarheid als door de raadsvrouwe beoogd.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 9 oktober 2004 in de gemeente Ermelo opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte (telkens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] met boomstammen/dikke takken meermalen met kracht op/tegen het hoofd en/of in/op het gezicht en elders tegen/op het lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de verklaring van de getuige [1] van 10 oktober 2004 over de gebeurtenissen op 9 oktober 2004 (pag. 92 onderaan, pag. 93 vanaf vierde alinea, pag. 94 vierde alinea en laatste twee alinea’s, pag. 95 tweede t/m 4 alinea, pag. 96 laatste alinea en pag. 97 eerste alinea);
- ambtelijk verslag omtrent vaststellen van de dood door de op de plaats van het delict aanwezige GG & GD Arts (pag. 59);
- proces-verbaal inzake de inbeslagneming en de opdracht tot vervoer van het lijk (pag. 60);
- een verslag inzake de sectiebevindingen gedateerd 10 oktober 2004 van de patholoog A.Maes (pag. 63);
- een proces-verbaal van bevindingen confrontatie met stoffelijk overschot (pag. 69 en 70).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door F.A.M.M.Koenraadt, psycholoog, en A.G.S.de Ranitz, arts-assistent psychiatrie (in samenwerking van J.M.J.F. Offermans, psychiater), beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum (Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht), welk rapport is gedateerd 25 maart 2005.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat de onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Het verweer van de raadsvrouwe dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden verklaard wordt, nu het rapport van de gedragsdeskundigen hiervoor geen aanknopingspunt biedt, gelet op het bovenstaande verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 9 oktober 2004 samen met [slachtoffer] naar een bosschage in de buurt van de Edah aan de Chevallierlaan te Ermelo gegaan, om daar - zoals ze wel vaker deden - stiekem samen bier te drinken. Verdachte had haar leren kennen in het psychiatrisch ziekenhuis “Meerkanten” in Ermelo, waar hij sedert 26 februari 2004 met een rechterlijke machtiging opnieuw verbleef.
Toen [slachtoffer] hem vertelde dat zij een andere jongen leuker vond, is verdachte in woede ontstoken. Hij heeft vervolgens gedreven door jaloezie en kwaadheid haar op gruwelijke wijze om het leven gebracht, door met twee boomstammen (stammetjes van circa een meter lengte en circa 10 centimeter dik) met grote kracht op haar in te slaan.
Het leven van [slachtoffer] (50 jaar oud) kwam zodoende op 9 oktober 2004 abrupt tot een einde.
Aan de nabestaanden van het slachtoffer is hiermee onherstelbaar leed berokkend. Het verlies zal ongetwijfeld nog dagelijks in hun leven aanwezig zijn.
Door delicten als de onderhavige, waarbij iemand op weerzinwekkende wijze om het leven wordt gebracht, wordt de rechtsorde in ernstige mate geschokt. Bovendien worden de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid vergroot.
Uit de over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapportage van het PBC blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte is een man die op zwakbegaafd niveau functioneert en waarbij sprake is van grote stemmingswisselingen. Hij heeft al vanaf jonge leeftijd te kampen met langdurige (maanden) en meer kortstondige (dagen) perioden van depressiviteit afgewisseld met perioden waarin prikkelbaarheid voorop staat en er sprake kan zijn van uitgelaten en vrolijk gedrag (bipolaire stemmingsstoornis type II).
Daarnaast is er sprake van alcohol-, cocaïne- en heroïne-afhankelijkheid. De stemmingswisselingen worden daardoor in sterke mate beïnvloed. Vanuit zijn beperkte intellectuele vermogens heeft betrokkene weinig inzicht in zijn problematiek en functioneren en kan zich nauwelijks inleven in de gevoelens van anderen. Een en ander leidt tot een groot gebrek aan controle, een voortdurend spanningsveld en regelmatig optredende agressie-explosieve uitbarstingen.
De kans op herhaling van een agressief delict is groot en kan snel optreden. Hij is niet in staat zijn agressie te reguleren. In situaties waarin sprake is van verliefdheid of relatievorming (zoals zich ook in het thans voorliggende delictscenario heeft voorgedaan) kan de spanning snel oplopen en is het gevaar voor escalatie groot.
Geadviseerd wordt verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, met bevel tot verpleging van overheidswege. Een langdurige intensieve begeleiding in een setting met behandelfaciliteiten voor de combinatie van psychiatrische aandoening, verslaving en zwakzinnigheid wordt van groot belang geacht.
Met de beschouwingen en de daarop gebaseerde conclusies en het advies als weergegeven in voormelde rapportage kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapportage is gebleken dat de veiligheid van anderen, danwel de algemene veiligheid van personen, zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege van verdachte eist.
Het gaat om een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
De rechtbank zal derhalve de terbeschikkingstelling met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, gelasten.
Aangezien het bewezen verklaarde feit, zij het in sterk verminderde mate, aan verdachte kan worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een substantiële onvoorwaardelijke vrijheidsstraf naast de vermelde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op zijn plaats is.
Zij heeft daarbij in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde delict, terzake waarvan een maximale strafoplegging van 15 jaren mogelijk is. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker terzake van geweldplegingen met justitie in aanraking is geweest, terwijl uit de beschikbare rapportage blijkt dat verdachte -in het bijzonder in meer relationele verhoudingen - snel geneigd is te vervallen in agressie.
In die samenhang bezien acht de rechtbank, ook in vergelijking met de strafoplegging in vergelijkbare zaken, een straf als door de officier van justitie gevorderd passend.
In beslag genomen voorwerpen
Nu zich daartegen geen strafvorderlijk belang verzet, zal de teruggave worden gelast van de hierna te noemen voorwerpen aan de veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave van de voorwerpen als vermeld onder de nummers 1 t/m 10 van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II) aan de veroordeelde.
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Hemrica en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2005.