2.1 Het gezin [gedaagden] is afkomstig uit Tsjetsejnië en is als asielzoeker Nederland ingereisd. Aan het gezin is tot op heden geen verblijfstitel verleend.
2.2 Op het gezin [gedaagden] is van toepassing de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997, hierna mede te noemen: Rva 1997. Op grond van het bepaalde in artikel 3 Rva 1997 wordt sedert 17 mei 2002 aan het gezin onderdak verleend in het Asielzoekerscentrum Wapenveld te Wapenveld, hierna mede te noemen: het AZC Wapenveld.
2.3 Een verslag van het gesprek op 2 november 2004 van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met [naam 1] en [naam 2] namens het COA AZC Wapenveld, team wonen, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(...)
[slachtoffer 1] begon met de vraag waarom de familie [gedaagden] hier nog woont, terwijl wij hebben gezegd dat zij moesten verhuizen. Het COA heeft inderdaad de familie verzocht te verhuizen. De familie weigert dit en het COA heeft nu een ontruimingsprocedure opgestart.
(...)
[slachtoffer 1] gaf aan bang te zijn op het centrum zolang hij hier nog is. Ze haalde voorbeelden aan van wat er in het verleden is gebeurt. [slachtoffer 2] vult haar aan dat meerdere families angst hebben voor de familie [gedaagden]. Ze hebben een aantal zaken opgenoemd wat hij zoal doet naar andere families.
(...)
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geven aan dat de mensen bang zijn om iets te zeggen. Ze zijn bang dat het COA ze over zal plaatsen ipv de familie die dit allemaal doet. Ook zijn ze bang dat de situatie dan erger zal worden. Ze vragen hoe ze bescherming kunnen krijgen.
(...)”.
2.4 Een dienstrapport d.d. 22 november 2004, opgemaakt door [deskundige 1] en [deskundige 2] van PreNed beveiliging, houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
“(...)
22.10 Mishandeling [slachtoffer 1] is uitgescholden en geslagen tijdens het
schoonmaken van de wasruimgte’s door [gedaagde 1].
Zij heeft een bult op haar hoofd en de kin kapot.
[gedaagde 1] had medicijnen en sterke drank ingenomen.
(...)”.
2.5 Een verslag van het gesprek op 23 november 2004 van [gedaagde 3] en [gedaagde 2] met [naam 2], team wonen AZC Wapenveld, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(...)
Van morgen stonden [gedaagde 3] en [gedaagde 2] bij de receptie. Ze wilden graag praten met het COA. Ze gaven aan dat het niet goed gaat met [gedaagde 1].
(...)
[gedaagde 1] was niet aanwezig. [gedaagde 3] gaf aan dat jaar vader nog sliep. Hij had de vorige dag veel medicijnen ingenomen.
(...)
[gedaagde 3] en haar moeder wisten niet veel te vertellen over het incident van de vorige avond. Ze gaven aan dat [gedaagde 1] te ver was gegaan en dat dit wellicht kwam door het medicijngebruik.
(...)”.
2.6 Een verslag van het gesprek op 23 november 2004 van [gedaagde 1] en zijn dochter [gedaagde 3] met [naam 2] en [naam 1], COA team wonen AZC Wapenveld, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(...)
N.a.v. de gebeurtenis van gisteravond waarbij [slachtoffer 1] is “aangevallen” door [gedaagde 1], hebben wij [gedaagde 1] uitgenodigd voor een gesprek. Wij willen zijn visie horen over het geheel (...).
Ze erkennen dat er een probleem ligt wat al lang speelt. Er is al enige tijd ruzie tussen de 2 families en dit is gisteren tot een handgemeen gekomen. [gedaagde 1] had te veel medicijnen ingenomen en werd daardoor agressief. Meneer gaf aan dat het een misverstand was en dat [slachtoffer 1] hem met een bezemsteel wilde slaan en dat hij zichzelf verdedigde en zij zo gewond is geraakt. Wij hebben verteld dat mevr. behoorlijk gewond is en in bed moet blijven. Wij vinden het moeilijk te geloven dat ze door een val zo gewond is geraakt. Meneer erkend dat hij gisteren een probleem had en protesteerde niet na ons verhaal over [slachtoffer 1].
(...)”.
2.7 Op 23 november 2004 is bij de politie te Heerde tegen [gedaagde 1] aangifte gedaan door [slachtoffer 1], verblijvende op het AZC Wapenveld, omdat zij op 22 november 2004 om 21.00 en 21.15 uur door [gedaagde 1] werd mishandeld. In het proces-verbaal van aangifte is als letselomschrijving opgenomen: buil voorhoofd, beschadigde kin, pijn rechterzijde rug. Door C.P. Moojen, hulpofficier van justitie te Heerde, is op 2 december 2004 schriftelijk aan [gedaagde 1] bericht, dat hij besloten heeft het proces-verbaal van deze zaak niet aan de officier van justitie te zenden wegens het ontbreken van wettelijk bewijs.
2.8 Bij op 7 december 2004 schriftelijk meegedeeld besluit heeft het COA [gedaagde 1] voor de periode van 23 tot en met 30 november 2004 uitgesloten van alle Rva-verstrekkingen. Door [gedaagde 1] is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna mede te noemen: Awb) bezwaar te maken tegen dit besluit.
2.9 Op 30 november 2004 is aan het gezin [gedaagden] mondeling meegedeeld dat het gezin met ingang van 1 december 2004 wordt overgeplaatst naar het AZC Rheden in verband met de ernstige overlast die [gedaagde 1] op het AZC Wapenveld heeft veroorzaakt.
2.10 Een verslag van het gesprek op 1 december 2004 van [gedaagde 2] samen met haar dochter [gedaagde 3] met [naam 2], team wonen AZC Wapenveld, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(...)
Vanmorgen trof ik [gedaagde 2] samen met haar dochter [gedaagde 3] bij de balie van team Wonen. [gedaagde 3] gaf aan dat zij niet gaan verhuizen naar azc Rheden. (...). De situatie nogmaals kort uitgelegd en gezegd dat het besluit vast staat en zij moeten vertrekken.
(...)”.
2.11 Het gezin [gedaagden] heeft geweigerd te verhuizen naar het AZC Rheden en het gezin heeft het AZC Wapenveld niet verlaten.
2.12 Bij brief van 9 december 2004 heeft het COA het gezin [gedaagden] in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven op het voorgenomen besluit tot overplaatsing naar het AZC Winterswijk. Op 10 december 2004 heeft het gezin [gedaagden] aangegeven niet te willen verhuizen naar het AZC Winterswijk.
2.13 Bij aan alle gezinsleden afzonderlijk gerichte brieven van 16 december 2004 heeft het COA aan het gezin [gedaagden] – voor zover hier van belang – het volgende meegedeeld:
“(...)
Het zienswijzegesprek vormt naar het oordeel van het COA echter geen aanleiding om van de voorgenomen overplaatsing naar AZC Winterswijk af te zien. Hoewel het OM heeft besloten [gedaagde 1] niet verder te vervolgen, staat voor het COA nog steeds vast dat hij ernstige overlast heeft veroorzaakt op het AZC Wapenveld waardoor de leefbaarheid en beheersbaarheid op dit centrum in het geding zijn gebracht. Ik baseer mij hier op de stukken in uw dossier. Hieruit blijkt dat [gedaagde 1] een medebewoonster op AZC Wapenveld fysiek heeft belaagd waardoor zij gewond is geraakt.
(...)
Aangezien vaststaat dat uw gezin al enige tijd in onmin leeft met het gezin van de betrokken medebewoonster, ben ik van mening dat incidenten als het bovenstaande in de toekomst niet uitgesloten zijn en dat er derhalve een noodzaak bestaat u over te plaatsen naar een ander centrum. Met de overplaatsing beoogt het COA dus dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen en niet u te straffen.
(...)
Tot op heden weigert u naar AZC Winterswijk te vertrekken. Daardoor is het COA genoodzaakt u op grond van artikel 7, eerste lid Regeling verstrekkingen asielzoeker 1997 (Rva 1997) over te plaatsen naar AZC Winterswijk. Met onmiddellijke ingang zullen aan u geen verstrekkingen in het kader van de Rva 1997 meer worden toegekend op AZC Wapenveld. U ontvangt deze verstrekkingen alleen nog op AZC Winterswijk.
Indien u zich niet uiterlijk binnen 48 uur na uitreiking van dit besluit op AZC Winterswijk meldt, impliceert dit dat u geen gebruik maakt van het geboden onderdak. De opvangvoorzieningen zullen dan conform artikel 10, eerste lid Rva 1997, niet plaatsvinden.
(...)
Ik wijs u er tevens op dat, indien u binnen de gestelde termijn AZC Wapenveld niet verlaten heeft, u daarmee jegens het COA onrechtmatig handelt. U verblijft vanaf dat moment immers zonder recht of titel op dit AZC.
(...)
U kunt tegen dit besluit binnen 4 weken na de dag van uitreiking in beroep gaan bij de rechtbank te ’s-Gravenhage.
(...)”.
2.14 Een verslaglegging van [naam 2], team wonen AZC Wapenveld, houdt in, dat de hiervoor onder 2.13 bedoelde brieven op 16 december 2004 zijn uitgereikt aan [gedaagde 2].
2.15 Door het gezin [gedaagden] is geen beroep ingesteld tegen dit besluit tot overplaatsing en het gezin [gedaagden] heeft het AZC Wapenveld niet verlaten.
2.16 Bij aangetekende brief van 5 januari 2005 heeft de advocaat van het COA het gezin [gedaagden] gesommeerd om het AZC Wapenveld binnen drie dagen na dagtekening van die brief te verlaten en te ontruimen. Ook aan deze sommatie heeft het gezin [gedaagden] geen gevolg gegeven.