ECLI:NL:RBZUT:2005:AS1975

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/308 VEROR 229
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A. Lok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste bekendmaking en inwerkingtreding van een verkeersbesluit met betrekking tot maximumsnelheid en parkeerverboden

In deze zaak gaat het om een verkeersbesluit dat op 11 juli 2003 door de gemeente Apeldoorn is genomen, waarbij een maximumsnelheid van 60 km/uur werd ingesteld op Kanaal Zuid ter hoogte van de kruisingen met de Achterste Kerkweg en de Liederstraat. Daarnaast werden er parkeerverboden ingesteld in verschillende andere straten. Eisers, bewoners van de omgeving, maakten bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een bestreden besluit van 29 januari 2004 waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank diende te beoordelen of het bestreden besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt en of de eisers als belanghebbenden konden worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van het besluit in primo, gedaan via het huis-aan-huisblad Weekend Totaal, niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Echter, omdat het bestreden besluit niet tot wijziging van het besluit in primo strekte, was de toezending aan de eisers voldoende om het besluit als rechtshandeling te laten werken. De rechtbank concludeerde dat de eisers ontvankelijk waren in hun beroep, aangezien hun belangen rechtstreeks betrokken waren bij het besluit.

De rechtbank overwoog verder dat de veiligheid op de kruispunten was verbeterd door de genomen maatregelen en dat verweerder in redelijkheid had kunnen kiezen om slechts twee kruispunten aan te pakken. De rechtbank vond geen grond voor het oordeel dat verweerder niet bevoegd was om het besluit in primo te nemen, ondanks de onjuiste bekendmaking. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarmee het bestreden besluit in stand bleef. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 04/308 VEROR 229
UITSPRAAK
in het geding tussen:
[eiser1],
[eiser2],
[eiser3], te [woonplaats] eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 29 januari 2004.
2. Feiten
Op 11 juli 2003 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen dat er toe strekt op Kanaal Zuid ter plaatse van de kruisingen met de Achterste Kerkweg en de Liederstraat door middel van het plaatsen van borden model A1 een maximumsnelheid van 60 km/uur in te stellen, en wel op de gedeelten 300 meter vóór en 300 meter achter de kruisingen.
Het verkeersbesluit voorziet verder in het instellen van parkeerverboden in diverse andere straten.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 5 augustus 2003.
Op 29 januari 2004 heeft verweerder het bestreden besluit genomen, waarbij het bezwaarschrift ongegrond is verklaard.
3. Procesverloop
Eisers hebben bij brief van 4 maart 2004 pro forma beroep ingesteld. Op 17 maart 2004 zijn de gronden ingediend. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 24 november 2004, waar [eiser1] en [eiser3] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Schoneveld en ir. W. Mulder.
4. Motivering
4.1 Het besluit in primo is overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bekendgemaakt door kennisgeving van de zakelijke inhoud van het besluit in Weekend-Totaal van 11 juli 2003. Uit artikel 7:12, tweede lid, Awb vloeit voort dat het bestreden besluit op dezelfde wijze bekend had moeten worden gemaakt. Het bestreden besluit is bekendgemaakt door toezending aan eisers. Nu het bestreden besluit niet strekt tot wijziging van het besluit in primo is de rechtbank van oordeel dat toezending aan hen die bezwaar hebben gemaakt voldoende was om het besluit als rechtshandeling te doen werken en dat de beroepstermijn derhalve de dag na verzending is aangevangen.
Ook overigens is aan de eisen voor ontvankelijkheid van het beroep voldaan.
4.2 Nu eisers woonachtig zijn aan een kruispunt van Kanaal Zuid op circa 200 meter van de zone waarvoor ingevolge het besluit in primo een maximumsnelheid van 60 km/u geldt en zij voor aan- en afvoer in belangrijke mate zijn aangewezen op Kanaal Zuid, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de belangen van eisers rechtstreeks betrokken zijn bij het besluit in primo en eisers derhalve als belanghebbenden in de zin van de Awb kunnen worden aangemerkt. Het bezwaarschrift is terecht ontvankelijk geacht.
4.3 Ter zitting is gebleken dat eisers niet uit zijn op (gedeeltelijke) intrekking van het besluit in primo. Het beroep richt zich tegen de weigering om bij het bestreden besluit aan het besluit in primo alsnog een ruimere strekking te geven in die zin dat het wegdeel Kanaal Zuid – Lierderstraat, waarvoor de maximumsnelheid van 60 km/u is ingesteld, wordt uitgebreid met het wegdeel op en nabij de kruising Kanaal Zuid – Veldbrugweg – Veldweg.
4.4 Eisers hebben, hoewel zij streven naar een ruimere strekking van het besluit in primo, in beroep aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was het besluit in primo te nemen, nu bekendmaking van het delegatiebesluit van de raad van 26 september 2002 in afwijking van het bepaalde in artikel 156, vierde lid, jo. artikel 139, tweede lid, van de Gemeentewet niet heeft plaats gevonden door plaatsing in het gemeenteblad, doch van het besluit en de ter inzagelegging daarvan slechts mededeling is gedaan in het huis-aan-huisblad Weekend Totaal. In het verlengde daarvan hebben eisers gesteld dat in het besluit in primo in strijd met artikel 10:19 van de Awb het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan niet zijn vermeld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 18 van de Wegenverkeerswet 1994 worden verkeersbesluiten met betrekking tot wegen als hier in geding genomen door de gemeenteraad of, krachtens besluit van de raad, door burgemeester en wethouders of door een door de raad ingestelde commissie. Niet in geschil is dat de raad van Apeldoorn het nemen van verkeersbesluiten als hier in geding op 26 september 2002 aan verweerder heeft gedelegeerd.
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet verbinden besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het gemeenteblad, dan wel, bij gebreke daarvan, door opneming in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave, aldus het tweede lid van genoemd voorschrift. Voor een op artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet gebaseerd delegatiebesluit is, gezien het vierde lid, artikel 139 van overeenkomstige toepassing.
Daargelaten het antwoord op de vraag of een op artikel 18 van de Wegenverkeerswet 1994 gebaseerd delegatiebesluit kan worden aangemerkt als een besluit strekkende tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften, is de rechtbank met eisers van oordeel dat het delegatiebesluit van 26 september 2002 bekend had moeten worden gemaakt door opneming daarvan in het gemeenteblad of Weekend Totaal.
Onjuiste bekendmaking staat er – zie ook r.o. 4.1 - evenwel op zich zelf niet aan in de weg dat een besluit inwerking treedt en hier heeft – hoe summier ook – wel bekendmaking plaats gevonden. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder (nog) niet bevoegd was het besluit in primo te nemen.
Verweerder heeft in strijd met het bepaalde in artikel 10:19 Awb verzuimd in het besluit in primo het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan te vermelden. Dit verzuim is bij het bestreden besluit niet hersteld, mede omdat eisers op dit punt in bezwaar geen grief naar voren hebben gebracht. De rechtbank is, mede gelet op hetgeen eisers met hun beroep beogen te bereiken, van oordeel dat eisers door dit vormverzuim niet zijn geschaad en zal dit verzuim met toepassing van artikel 6:22 Awb passeren.
4.5 De twee kruispunten waarop het verkeersbesluit ziet waren, aldus verweerder, de gevaarlijkste kruispunten van [Kanaal Zuid]. Daarom zijn deze kruispunten als eerste aangepakt. Ter zitting is namens verweerder onweersproken gesteld dat de veiligheid op de kruispunten als gevolg van het verkeersbesluit en de getroffen maatregelen is verbeterd.
Andere kruispunten van [Kanaal Zuid] zijn vooralsnog niet aangepakt in verband met beperkte financiële middelen en knelpunten elders en in verband met de (vervoers)belangen van aan [Kanaal Zuid] gevestigde bedrijven, aldus verweerder.
Het is primair aan verweerder om de in aanmerking komende – in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde - belangen af te wegen.
Het resultaat van die belangenafweging kan door de rechter slechts terughoudend worden getoetst, en zal in beginsel slechts voor vernietiging in aanmerking kunnen komen als de uitkomst ervan als kennelijk onredelijk moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen kiezen voor een begrenzing waarbij vooralsnog twee kruispunten worden aangepakt.
Niet kan worden gezegd dat verweerder bij het bestreden besluit had moeten oordelen dat bij een beëindiging van de 60 km zone op 200 meter voor de kruising [Kanaal Zuid] – Veldbrugweg – Veldweg de verkeersonveiligheid op die kruising tengevolge daarvan zodanig zou toenemen dat de zone verlengd moest worden.
4.6 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskosten-veroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom, dat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond;
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.