ECLI:NL:RBZUT:2004:AR8466

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060217-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Maanicus
  • A. van Harreveld
  • B. Boks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf met afwijzing van TBS en schadevergoeding in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 december 2004 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 april 2004 in Apeldoorn een fiets heeft gestolen, en in de nacht van 26 op 27 april 2004 heeft geprobeerd goederen te stelen uit de Tennisvereniging Sprenkelaar en heeft diverse kleinverpakkingen broodbeleg en puddinkjes gestolen uit het gebouw van De Spatie. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de in afgeslankte vorm bewezen verklaarde feiten niet de oplegging van TBS met dwangverpleging rechtvaardigen, maar dat behandeling in een intramurale setting binnen het GGZ-circuit geïndiceerd is. Daarnaast zijn de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen betrekking hadden op bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de ernst van de feiten, waarbij ook de psychische toestand van de verdachte in overweging is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060217-04
Uitspraak d.d.: 29 december 2004
Tegenspraak / oip: aanzegging
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring Demersluis te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 december 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2004 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die die fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- hij dreigend op die [slachtoffer] is toegelopen met de woorden "er wordt niet gebeld" en/of;
- vervolgens die [slachtoffer] is gaan achtervolgen en/of;
- die [slachtoffer] vervolgens tegen de grond heeft gegooid en/of;
- (gedeeltelijk) op [slachtoffer] is gaan zitten en/of;
- heeft toegeroepen: "hysterisch rotwijf, nu kan niemand je meer helpen" en/of;
- de mobiele telefoon van [slachtoffer] onklaar heeft gemaakt en/of;
- een brandblusser over [slachtoffer] heeft leeggespoten en/of;
- heeft gezegd:" als je meerwerkt gebeurt er niks. De volgende keer als je weer niet meewerkt gebeuren er ergere dingen" en/of
- "ik had toch gezegd geen politie" en " vanavond kom ik weer terug", althans
woorden van gelijk dreigende aard en strekking;
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de nacht van 26 op 27 april 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening telkens in/uit het gebouw van Tennisvereniing Sprenkelaar weg te nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan deze tennisvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot het gebouw te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, een raam heeft stukgemaakt/verbroken en/of door dat raam is ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in de nacht van 26 op 27 april 2004 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit het gebouw van De Spatie aan de Devenstraatweg heeft weggenomen diverse kleinverpakkigen broodbeleg en/of puddinkjes en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Spatie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 26 april 2004 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [sl[slachtoffer]] waarbij verdachte die fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij in de nacht van 26 op 27 april 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens uit het gebouw van Tennisvereniging Sprenkelaar weg te nemen goederen/geld, toebehorende aan deze tennisvereniging, zich daarbij de toegang tot het gebouw te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming, een raam heeft stukgemaakt/verbroken en door dat raam is ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de nacht van 26 op 27 april 2004 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het gebouw van De Spatie aan de Deventerstraatweg heeft weggenomen diverse kleinverpakkingen broodbeleg en puddinkjes en goederen, toebehorende aan De Spatie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2. poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
3. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte heeft geweigerd vrijwillig mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens. Vervolgens is verdachte ter observatie in het Pieter Baan Centrum te Utrecht overgebracht. Uit de brief van 19 oktober 2004 van [deskundige 1], psycholoog, [deskundige 2], psychiater, en [deskundige 3], zenuwarts, allen verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, blijkt dat het gedurende verdachtes observatie aldaar niet mogelijk is geweest een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte te verrichten. Het is niet gebleken dat verdachtes weigering voortkwam uit een psychotische vertekening van de realiteit.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich in een kort tijdbestek schuldig heeft gemaakt aan een
aantal gekwalificeerde diefstallen met telkens een geringe buit, maar waardoor wel veel schade en overlast voor de benadeelden is veroorzaakt. Hoewel aannemelijk is geworden dat verdachte het bij het onder 1 bewezen verklaarde feit niet (mede) had voorzien op aangeefster [slachtoffer] persoonlijk, is deze situatie voor haar wel enorm beangstigend geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de in afgeslankte vorm bewezenverklaarde feiten niet de oplegging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigen. In het licht van deze feiten kan in voornoemde brief van 19 oktober 2004 en in de eerder opgemaakte rapporten, waaruit blijkt dat er bij verdachte een ernstige psychiatrische stoornis en een ernstige persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld en waarbij tevens is vastgesteld dat verdachte behandelingsresistent bleek te zijn, onvoldoende grondslag worden gevonden voor de gevorderde maatregel. De rechtbank is veeleer van oordeel dat voor verdachte een intramurale setting binnen het GGZ-circuit geïndiceerd is.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [partij 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 42.000,-- gevoegd in het strafproces.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.694,-- voor materieel geleden schade en € 750,-- voor immaterieel geleden gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [partij 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Maanicus, voorzitter, Van Harreveld en Boks, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2004.