ECLI:NL:RBZUT:2004:AR7491

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/037355-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Brouns, mr.
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverklaring zonder strafoplegging voor het niet emissiearm aanwenden van meststoffen

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Zutphen op 13 december 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 februari 2004 in de gemeente Winterswijk opzettelijk dierlijke meststoffen heeft gebruikt op grasland, zonder deze emissiearm aan te wenden. De verdachte voerde aan dat de toevoeging van Fysische Ionen Regulatie (FIR) aan de meststoffen leidde tot een significante reductie van ammoniakemissie, beter dan de wettelijk voorgeschreven methoden. De politierechter oordeelde dat de door de verdachte toegepaste methode niet voldeed aan de wettelijke definitie van emissiearm aanwenden, zoals vastgelegd in artikel 5 van het Besluit gebruik meststoffen. De rechter stelde vast dat de verdachte de meststoffen niet emissiearm had aangewend, ondanks de reductie van ammoniak onder de wettelijk gestelde norm. De ontheffing voor het gebruik van de FIR-methode gold niet voor de verdachte, waardoor zijn handelingen als strafbaar werden gekwalificeerd. Echter, de rechter concludeerde dat het opleggen van een straf of maatregel niet gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en de effectiviteit van de toegepaste methode. De verdachte werd schuldig verklaard, maar er werd geen straf of maatregel opgelegd, omdat de verdachte op een verifieerbare manier had gehandeld en de reductie van emissie aantoonbaar was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke regelgeving omtrent het emissiearm aanwenden van meststoffen en de toepassing van ontheffingen in wetenschappelijk onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Economische politierechter
Parketnummer: 06/037355-04
Uitspraak d.d.: 13 december 2004
Tegenspraak / geen akte
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 november 2004.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2004 in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, dierlijke meststoffen heeft gebruikt op grasland, terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend;
art 5 lid 1 Besluit gebruik meststoffen
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 februari 2004 in de gemeente Winterswijk, opzettelijk dierlijke meststoffen heeft gebruikt op grasland, terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend.
Wat meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daatvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 7 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan.
Overweging t.a.v. de bewezenverklaring, kwalificatie en strafbaarheid
Door en namens verdachte is aangevoerd dat toevoeging van Fysische Ionen Regulatie (FIR) in de door verdachte aangewende mest aanzienlijk minder emissie van ammoniak ten gevolge heeft gehad dan de methodes die door de wetgever zijn voorgeschreven. Bovendien is aangevoerd dat de door verdachte gehanteerde wijze van uitrijden, namelijk het uitrijden van mest op het grasland door middel van sproeien met een giertank zonder dat deze daarna wordt ondergewerkt, minder schade aan de structuur van bodem veroorzaakt dan wanneer deze tussen het gras zou worden geïnjecteerd.
De politierechter overweegt dat de in de telastelegging gebezigde woorden “ terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend”, zijn overgenomen van het gelijkluidende bestanddeel van artikel 5, lid 1, voornoemd. Die betekenis van die woorden wordt daardoor beperkt tot de bij de regeling beoogde betekenis. In de regeling wordt het emissiearm aanwenden expliciet omschreven en beperkt tot de daar genoemde twee methoden. De door verdachte aangewende methode valt niet binnen die omschrijving. In de zin van de regeling heeft verdachte de dierlijke meststoffen derhalve niet emissiearm aangewend.
De ontheffing bedoeld in artikel 64 van de Wet bodembescherming is opgenomen om op zeer beperkte schaal handelingen, stoffen of technieken te onderzoeken waardoor het aanwenden van dierlijke meststoffen geen of in mindere mate verontreiniging of aantasting van de bodem zou kunnen veroorzaken. Thans lijkt één ontheffing te zijn verleend ten behoeve van een twee jaar durend wetenschappelijk onderzoek naar de FIR-methode. Ten aanzien van verdachte geldt die ontheffing niet.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk worden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Overweging t.a.v. de straf
De economisch politierechter heeft geen redenen te twijfelen aan hetgeen kan blijken uit de door de raadsman overgelegde stukken, namelijk dat door de door verdachte toegepaste methode er sprake is van een reductie van emissie van ammoniak onder de wettelijk gestelde norm en dat het resultaat zelfs beter is dan bij de twee wettelijk voorgeschreven methoden. Naar normaal spraakgebruik heeft verdachte de meststoffen dusdoende wel emissiearm aangewend. Verdachte is daarbij te werk gegaan op zodanige wijze dat het resultaat verifieerbaar is. Met het opleggen van een straf wordt daarom i.c. geen redelijk strafdoel gediend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De wettelijk toepasselijke artikelen zijn:
- 9a en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 7 van de Wet bodembescherming;
- 5 van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998
BESLISSING
De economische politierechter beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid
van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2004.