Rolnummer: 60936 HAZA 04-286
Uitspraak : 24 november 2004
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[eisende partij], man
wonende te [plaats], [gemeente]
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. P.A. Roscam Abbing,
[gedaagde partij], vrouw
wonende te [plaats], [gemeente]
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. J.J. Douwes.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
het vonnis van 18 augustus 2004
het proces-verbaal van de op 2 november 2004 gehouden comparitie van partijen
het verzoek om vonnis.
2.1 De man en de vrouw zijn op 14 september 1963 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Het huwelijk is op 8 mei 2002 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank d.d. 11 april 2002 in de daartoe bestemde openbare registers.
2.2 Staande huwelijk heeft de man een perceel grond (weiland), groot 2.385 m2 grenzend aan het erf behorende bij de voormalige echtelijke woning, gelegen aan [adres], gehuurd van mevrouw [naam 1], zoals vastgelegd in een schriftelijk contract d.d. 22 november 1987, dat door de man op 17 december 1987 is ondertekend.
De vrouw heeft staande huwelijk een mondelinge huurovereenkomst gesloten met mevrouw [naam 2], wonende aan [adres], betreffende 2 percelen weiland, gelegen bij de voormalige echtelijke woning en grenzend aan het perceel weiland dat door de man wordt gehuurd van mevrouw [naam 1].
2.3 De man en de vrouw hebben in augustus respectievelijk september 2002 verzoekschriften ex artikel 3:168 BW ingediend bij de kantonrechter te Zutphen. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 1 oktober 2002 hebben partijen ten overstaan van de kantonrechter een minnelijke regeling getroffen, onder meer inhoudende een tijdelijke splitsing van het door de man gehuurde perceel weiland, ten behoeve van de vrouw.
2.4 Partijen zijn blijkens de daarvan op 28 november 2003 opgemaakte notariële akte met elkaar een partiële verdeling overeengekomen, waarbij onder meer de voormalige echtelijke woning aan de man is toegescheiden. De sub 2.2 bedoelde huurrechten zijn niet in de partiële verdeling betrokken. Voor het overige is de ontbonden gemeenschap verdeeld.
3. De vordering in conventie
3.1 De man vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen voor zover deze nog niet werd verdeeld zal verdelen aldus:
dat het huurrecht betreffende het perceel grond, groot (zo leest de rechtbank) 2.385 m2 grenzend aan het erf behorende bij de voormalige echtelijke woning, gelegen aan [adres], krachtens overeenkomst door de man gesloten met mevrouw [naam 1], zoals vastgelegd in een schriftelijk contract d.d. 22 november 1987, ondertekend door de man op 17 december 1987 wordt toegedeeld aan de man en
dat het huurrecht voortvloeiende uit een mondelinge huurovereenkomst, gesloten door de vrouw met mevrouw [naam 2], wonende aan [adres] betreffende 2 percelen weiland, gelegen bij de echtelijke woning en grenzend aan het perceel weiland dat door de man wordt gehuurd van [naam 1] wordt toegedeeld aan de vrouw,
althans zodanig als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, zonder enige nadere verrekening tussen partijen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
3.2 De man legt aan zijn vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten -kort gezegd- de stelling ten grondslag dat hij belang heeft bij de door hem gevorderde verdeling van de huurrechten.
4. Het verweer in conventie
4.1 De vrouw concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de man niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans hem deze zal ontzeggen met zijn veroordeling in de kosten van de procedure.
4.2 Op het verweer van de vrouw zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
5. De vordering in voorwaardelijke reconventie
5.1 De vrouw vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de man zal veroordelen om aan haar te betalen:
- een bedrag van € 127,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober
2002;
- het bedrag dat de vrouw meer heeft betaald dan hetgeen zij volgens haar aandeel van 50% in de huur had moeten betalen (aan, zo begrijpt de rechtbank) [naam 1] en [naam 2], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data dat de vrouw meer heeft betaald dan de man aan [naam 1] en [naam 2],
een en ander met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
5.2 Op de onderbouwing van de voorwaardelijke vordering van de vrouw zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
6. Het verweer in voorwaardelijke reconventie
6.1 De man concludeert dat de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van het geding.
6.2 Op het verweer van de man zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
7. De beoordeling van het geschil
7.1 De vordering van de man komt er op neer dat hij het uitsluitend recht op gebruik en genot van het destijds door hem van mevrouw [naam 1] gehuurde perceel weiland verkrijgt en de vrouw het uitsluitend recht op gebruik en genot van de destijds door haar van mevrouw [naam 2] gehuurde 2 percelen weiland.
7.2 De vrouw heeft zich daartegen verzet en wenst dat het huurrecht met betrekking tot alle 3 percelen weiland aan haar wordt toegescheiden. Subsidiair wenst zij handhaving van de huidige situatie, waarin zij tevens van een gedeelte van het door de man gehuurde perceel weiland gebruik maakt, een en ander als vastgelegd in het sub 2.3 bedoelde proces-verbaal mondelinge behandeling d.d. 1 oktober 2002. De vrouw heeft erkend dat met bedoelde dading formeel nog geen verdeling van de huurrechten heeft plaatsgevonden.
7.3 Met betrekking tot het door de man gehuurde perceel weiland is hij alleen contractspartij van thans de erven [naam 1]. De vrouw is ter zake -anders dan het geval is bij huur van woonruimte- niet van rechtswege medehuurster. Met betrekking tot de door de vrouw gehuurde percelen weiland is zij alleen contractspartij van mevrouw [naam 2].
De gebruiks- en genotsrechten van het door de man gehuurde weiland vallen (net zoals de gebruiks- en genotsrechten van de door de vrouw gehuurde percelen weiland) weliswaar in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, doch toedeling van bedoelde rechten aan de vrouw brengt niet met zich dat zij die rechten -behoudens in het geval van contractsoverneming waarvoor de medewerking van de verhuurder is vereist- ook jegens de verhuurder, de erven [naam 1], geldend kan maken.
De man heeft onder verwijzing naar de door hem overgelegde schriftelijke huurovereenkomst onweersproken aangevoerd dat het hem door de verhuurder niet is toegestaan om het perceel (onder) te verhuren aan derden.
Uit de -door de vrouw niet weersproken- inhoud van de door de man overgelegde brief van [persoon 1], namens de erven [naam 1], aan de man d.d. 19 februari 2003 kan worden afgeleid dat de erven [naam 1] niet bereid zijn om een gedeelte van bedoeld perceel aan de vrouw te verhuren.
Uit de inhoud van evengemelde brief kan de rechtbank niet afleiden dat de erven [naam 1] eventueel bereid zouden zijn om het gehele aan de man verhuurde perceel weiland aan de vrouw te verhuren. De vrouw heeft een dergelijke stelling ook niet betrokken.
Dit brengt met zich dat de door de vrouw gevorderde verdeling, zowel primair als subsidiair, niet kan worden toegewezen.
Aan een belangenafweging komt de rechtbank dan ook niet toe.
7.4 Het vorenoverwogene leidt tot toewijzing van het door de man gevorderde.
Nu partijen gewezen echtelieden zijn en het geschil betrekking heeft op de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk, zullen in conventie de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd als na te melden.
In voorwaardelijke reconventie
7.5 Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de vrouw haar voorwaardelijke reconventionele vorderingen ingetrokken, onder de voorwaarde dat de man afziet van de gevorderde veroordeling in de proceskosten. De man heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.6 Uit de referte van de man leidt de rechtbank af dat hij in voorwaardelijke reconventie geen aanspraak op een kostenveroordeling maakt, zodat de rechtbank de door de vrouw gestelde voorwaarde voor het intrekken van haar (voorwaardelijke) vordering als vervuld beschouwd.
Dit brengt met zich dat op de voorwaardelijk ingestelde vordering niet meer behoeft te worden beslist.
De rechtbank, rechtdoende,
deelt aan de man toe het huurrecht betreffende het perceel grond, groot 2.385 m2 grenzend aan het erf behorende bij de voormalige echtelijke woning, gelegen aan [adres], voortvloeiende uit de door de man met mevrouw [naam 1] gesloten huurovereenkomst, zoals vastgelegd in een schriftelijk contract d.d. 22 november 1987, dat door de man op 17 december 1987 is ondertekend;
deelt aan de vrouw toe het huurrecht voortvloeiende uit een mondelinge huurovereenkomst, gesloten door de vrouw met mevrouw [naam 2], wonende aan [adres] betreffende 2 percelen weiland, gelegen bij de voormalige echtelijke woning en grenzend aan het perceel weiland dat door de man wordt gehuurd van thans de erven [naam 1];
verstaat dat deze verdeling geschiedt zonder enige nadere verrekening tussen partijen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
In voorwaardelijke reconventie
verstaat dat op de voorwaardelijk ingestelde vorderingen niet behoeft te worden beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. van Lee en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2004