ECLI:NL:RBZUT:2004:AR6457

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060347-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Boks
  • A. van Harreveld
  • J. Elders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bedreigingen en diefstal met gebruik van een mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en diefstal. De verdachte, geboren in [geboorteland] op [geboortedatum] en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van het bedreigen van twee slachtoffers met een mes en het stelen van goederen uit een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 augustus 2004 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een mes, en op 31 juli 2004 [slachtoffer 2] op soortgelijke wijze heeft bedreigd. Daarnaast heeft hij op 30 juli 2004 een DVD-speler, videorecorder, sieraden, horloges en parfums gestolen uit de woning van [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de dagvaarding voldoende geacht en verwierp het verweer van de verdediging dat de dagvaarding niet voldoende feitelijke basis had.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, waaronder cocaïne- en cannabisafhankelijkheid, en een persoonlijkheidsstoornis. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bedreigingen en de diefstal, maar ook met de noodzaak voor de verdachte om deel te nemen aan een behandelingsprogramma. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor klinische behandeling en reclassering.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060347-04
Vord. na voorw. veroord.: 06/070473-03
Uitspraak d.d.: 24 november 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteland] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 november 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 augustus 2004 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte een mes uit zijn broekzak gepakt en/of is verdachte opzettelijk dreigend naar [slachtoffer 1] toegerend met dat/een mes in de hand en heeft hij (daarbij) stekende bewegingen met dat/een mes in de richting van [slachtoffer 1] gemaakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2004 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes uit zijn broekzak gehaald en/of daarmee stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] gemaakt, terwijl hij op korte afstand van [slachtoffer 2] stond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 juli 2004 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (boven)woning heeft weggenomen een DVD-speler en/of een videorecorder en/of sieraden en/of horloges en/of parfums, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming (de ruiten van de voordeur vernield);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Gevoerd verweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit ontslag van alle rechtsvervolging of nietigheid van de dagvaarding zou moeten volgen nu dit feit niet voldoende feitelijk is ten laste gelegd in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. In de dagvaarding is slechts volstaan met het vermelden van de pleegplaats Apeldoorn. Een nauwkeurige omschrijving van de locatie waar het delict zou zijn gepleegd ontbreekt.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat de dagvaarding voldoende feitelijke opgave van het feit om verdachte in de gelegenheid te stellen zich daartegen te verdedigen.
Ter terechtzitting is bovendien gebleken dat het verdachte voldoende duidelijk was welke diefstal hem ten laste is gelegd, terwijl verdachte ter terechtzitting voorts een bekennende verklaring over dit feit heeft afgelegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 06 augustus 2004 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte een mes uit zijn broekzak gepakt en is verdachte opzettelijk dreigend naar [slachtoffer 1] toegerend met dat mes in de hand en heeft hij daarbij bewegingen met dat mes in de richting van [slachtoffer 1] gemaakt;
2.
hij op 31 juli 2004 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes uit zijn broekzak gehaald en daarmee bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] gemaakt, terwijl hij op korte afstand van [slachtoffer 2] stond;
3.
hij op 30 juli 2004 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bovenwoning heeft weggenomen een DVD-speler en een videorecorder en sieraden en horloges en parfums, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming (de ruiten van de voordeur vernield).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt d.d. 12 oktober 2004 door drs. [naam 1], klinisch psycholoog- psychotherapeut.
Uit het rapport komt het volgende naar voren.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van cocaïne en cannabisafhankelijkheid. Bovendien is hij lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en afhankelijke trekken. Dit bestond ook ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde. Op grond daarvan moet verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Zonder klinische behandeling van het cocaïnegebruik blijft de kans op recidive groot.
De rechtbank kan zich verenigen met het over verdachte opgemaakte rapport. Zij neemt de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Namens verdachte is aangevoerd dat deze ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft gehandeld uit noodweer daar hij zich in een bedreigende situatie bevond waaraan hij zich niet kon onttrekken.
De rechtbank verwerpt het verweer nu de feitelijke grondslag ervan niet aannemelijk is geworden. De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat verdachte, voorafgaande aan de bedreiging, het slachtoffer zelfs heeft uitgedaagd met de woorden: “Kom maar, kom maar”.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte tot twee maal toe bedreigingen heeft geuit, welke hij kracht heeft bijgezet door op korte afstand een mes te tonen en daarmee bewegingen te maken. Dit moet voor de slachtoffers een enorm beangstigende situatie zijn geweest.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal waarbij schade en overlast voor de benadeelde zijn veroorzaakt.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte dient deel te nemen aan een behandelingsprogramma.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 9 september 2003 (parketnummer 06/070473-03) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich
- zich binnen 2 jaren na ingang van onderstaande proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- dan wel gedurende de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd de navolgende bijzon-dere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich in verband met zijn verslaving klinisch laten behandelen in een door de reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven. De rechtbank bepaalt de behandelingsduur op maximaal één jaar.
2. de veroordeelde zal zich geduren-de de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde na de klinische behandeling deel dient te nemen aan een ambulante vervolgbehandeling.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 9 september 2003, te weten van:
3 maanden gevangenisstraf
Aldus gewezen door mrs. Boks, voorzitter, Van Harreveld en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
24 november 2004.