ECLI:NL:RBZUT:2004:AR5548

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060324-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Boks
  • A. de Bie
  • J. Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor poging zware mishandeling met Samuraizwaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 31 maart 2004 in Apeldoorn met een Samuraizwaard dreigend heeft gezwaaid in de richting van een slachtoffer. De verdachte was beschuldigd van poging tot moord, poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzet had om het slachtoffer te doden, en sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die leed aan een depressie en een persoonlijkheidsstoornis, en adviseerde hem als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd, waaronder ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer van € 150,--. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060324-04
Uitspraak d.d.: 9 november 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een (Samurai)zwaard (op korte afstand van die [slachtoffer]) zwaaiende/stekende/prikkende/snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van/naar die [slachtoffer] (die aan de kant en/of opzij moest springen/stappen teneinde te voorkomen dat hij door het zwaard werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (Samurai)zwaard (op korte afstand van die [slachtoffer]) zwaaiende/stekende/prikkende/snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van/naar die [slachtoffer] (die aan de kant en/of opzij moest springen/stappen teneinde te voorkomen dat hij door het zwaard werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (Samurai)zwaard getoond aan die [slachtoffer] en/of (voor die [slachtoffer]) zichtbaar aanwezig gehad en/of met dat/een (Samurai)zwaard (op korte afstand van die [slachtoffer]) zwaaiende/stekende/prikkende/snijdenden bewegingen gemaakt in de richting van/naar die [slachtoffer] en/of (daarbij) deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot, kom maar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Uit het onderzoek heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachtes opzet (voorwaardelijk) was gericht op het om het leven brengen van [slachtoffer].
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een Samuraizwaard op korte afstand van die [slachtoffer] zwaaiende/stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] die aan de kant en/of opzij moest springen/stappen teneinde te voorkomen dat hij door het zwaard werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
subsidiair: poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt d.d. 21 oktober 2004 door Prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog.
Uit het rapport komt het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van een depressie of dystymie, die waarschijnlijk al jaren bestaat en waarvoor hij onvoldoende behandeld is, mede doordat hij zich aan zijn behandeling onttrokken heeft. Dit laatste is gerelateerd aan zijn persoonlijkheidsstoornis, waarin paranoïde en antisociale trekken domineren. Voorts is er sprake van een (periodiek) alcoholmisbruik (in remissie). Mede gedreven door genoemde stoornissen heeft verdachte gereageerd ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Er wordt geadviseerd om verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Zonder een verplicht opgelegde behandeling blijft het risico van herhaling aanwezig, omdat verdachte door de stoornissen niet voldoende in staat is zichzelf op realistische wijze onder controle te krijgen.
De rechtbank kan zich verenigen met het over verdachte opgemaakte rapport. Zij neemt de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte tijdens een onenigheid met het latere slachtoffer disproportioneel heeft gereageerd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan geweld tegen [slachtoffer] door met een zwaard een aantal keren in diens richting te zwaaien en te steken. Dat [slachtoffer] daarbij niet gewond is geraakt, komt enkel doordat deze op dat moment in de gelegenheid was achteruit te lopen, de winkel binnen te gaan en de deur te sluiten. Deze situatie moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat het plegen van het feit mede is ingegeven door de bij verdachte bestaande paranoïdie. Bovendien houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte dient deel te nemen aan een intensief en langdurig behandelingsprogramma.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking waartoe het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
Hoewel er niet is voldaan aan de formele vereisten als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering zal [slachtoffer] in zijn vordering worden ontvangen nu uit het door de benadeelde ingediende antwoordformulier d.d. 27 juli 2004 in combinatie met het advies van Bureau Rechtshulp bij brief d.d. 13 oktober 2004 genoegzaam blijkt dat [slachtoffer] zich met een vordering tot schadevergoeding in het strafgeding wil voegen met een vordering ten bedrage van € 150,--.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subisidiar tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de leiding van na te noemen instelling dit noodzakelijk oordeelt, ambulant laten behandelen bij De Tender, poli- en dagkliniek te Deventer, of, indien behandeling bij De Tender geen doorgang kan vinden – bij een door de reclassering te bepalen soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich houden aan regels die hem door of namens de leiding van De Tender of de soortgelijke instelling zullen worden gegeven.
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd overigens gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang als de Reclassering nodig oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een zwaard met foudraal.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 150,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 150,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Boks, voorzitter, De Bie en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2004.