ECLI:NL:RBZUT:2004:AR4493

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1289, 04/1290, 04/1386
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor woonzorgappartementen en bedrijfsruimten in Winterswijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 18 oktober 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van bouwvergunningen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk. De bouwvergunningen betroffen de realisatie van 14 woonzorgappartementen en een bedrijfsruimte, alsook 6 appartementen en een bedrijfsruimte, gelegen op de percelen bekend als complex Peperbus 1 en 2. De eisers, Bouwgroep B.V. en een andere partij, zijn eigenaren van panden op een perceel dat zich op 150 meter afstand van de bouwlocaties bevindt en voeren daar een aannemersbedrijf. Ze hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende bouwvergunningen, omdat zij menen dat de bouw negatieve gevolgen zal hebben voor hun bedrijfsactiviteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat hun perceel niet grenst aan de bouwlocaties en zij daar niet wonen. De rechtbank oordeelde dat het zicht op de voorgenomen bouwwerken niet relevant is voor de beoordeling van hun belang. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente, verklaarde de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk en gelastte de gemeente om het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden. Tevens werden de proceskosten van eisers, ter hoogte van € 644,-, toegewezen. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen.

De uitspraak benadrukt de criteria voor het aanmerken van belanghebbenden in het kader van bouwrecht, waarbij de nabijheid van het perceel en het zicht op de bouwwerken cruciaal zijn. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, omdat nader onderzoek niet nodig was. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANKZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nrs.: 04/1289, 04/1290, 04/1386
UITSPRAAK
op de verzoeken om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in de geschillen tussen:
[verzoeker 1] Bouwgroep B.V. en [verzoeker 2], verzoekers/eisers, hierna: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, verweerder,
alsmede Woningstichting De Woonplaats, te Enschede, derde-partij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2004 heeft verweerder aan de derde-partij bouwvergunning verleend voor de realisering van 14 woonzorgappartementen en een bedrijfsruimte op het perceel kadastraal bekend gemeente Winterswijk, sectie I, nr. 9095, plaatselijk bekend Groenloseweg-hoek Ravenhorsterweg (complex Peperbus 1).
Bij besluit van 17 februari 2004 heeft verweerder aan de derde-partij bouwvergunning verleend voor de realisering van 6 appartementen en een bedrijfsruimte op het perceel kadastraal bekend gemeente Winterswijk, sectie L, nrs. 971/V 01 en 03, plaatselijk bekend Groenloseweg (complex Peperbus 2) .
Tegen deze besluiten is namens eisers door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, bezwaar gemaakt. Bij brief van 6 september 2004 is verzocht om voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij besluit van 28 september 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder, voor zover hier van belang, de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Namens eisers is daartegen bij brief van 30 september 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 1 oktober 2004, waar eiser [verzoeker 2] is verschenen, bijgestaan door mr. Kobossen voornoemd. Namens verweerder is verschenen S. Tollkamp, werkzaam bij de gemeente, en namens de derde-partij mr. R.D. Boesveld, advocaat te Amsterdam.
2. Motivering
2.1. Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
2.2. De voorzieningenrechter ziet zich ambtshalve geplaatst voor de vraag of verweerder eisers terecht heeft aangemerkt als belanghebbenden bij de primaire besluiten als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.3. Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld AbRS 19 april 2001, AB 20011259) is de beoordeling in het kader van het bouwrecht of een rechtzoekende als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt primair afhankelijk van de vraag of die persoon in de nabijheid van het te bebouwen perceel woonachtig is en zicht heeft op het voorgenomen bouwwerk. In specifieke situaties kunnen ook andere omstandigheden leiden tot de slotsom dat de rechtzoekende kan worden aangemerkt als belanghebbende. Zo zal als regel de eigenaar van het perceel dat grenst aan het bouwperceel, ondanks het feit dat hij daar niet woonachtig is, een rechtstreeks bij de verlening van een bouwvergunning betrokken belang hebben (AbRS 27 maart 2002, AB 200211 89).
2.4. Eisers zijn eigenaren van panden op een perceel aan de [adres] en oefenen daar bedrijfsactiviteiten uit (aannemersbedrijf). Dit perceel is gelegen op een afstand van 150 meter van de in geding zijnde bouwlocaties voor de complexen Peperbus 1 en Peperbus 2. Het tussenliggende terrein ligt thans nog braak, zodat vanaf het perceel van eisers volledig zicht bestaat op de voorgenomen bouwwerken.
Dit zicht is evenwel voor de beoordeling van de vraag of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt niet relevant, aangezien op het perceel van eisers niet wordt gewoond. Dat het bestemmingsplan wel de mogelijkheid van een bedrijfswoning zou bieden, zoals zijdens eisers ter zitting is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien niet is gebleken van enig concreet voornemen tot realisatie van een woning ter plaatse.
Als vaststaand moet voorts worden aangenomen dat het perceel van eisers niet grenst aan de onderhavige bouwpercelen.
Verder is niet aannemelijk dat realisering van de onderhavige bouwwerken enige merkbare negatieve invloed zal hebben op de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten van eisers. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat, zoals ter zitting is komen vast te staan, ontsluiting van het perceel van eisers alleen plaatsvindt vanaf de Ravenhorsterweg en niet via het thans nog braakliggende terrein waarvan de bouwlocaties deel uitmaken. Dat ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van eisers een bewoningsvrije zone van 50 meter dient te worden aangehouden, zoals is gesteld, kan geen gewicht in de schaal leggen, aangezien de afstand tussen het perceel van eisers en de onderhavige te realiseren wooncomplexen 150 meter bedraagt. Het voornemen van de derde-partij om ook op het tussenliggende terrein woningbouw te realiseren - op basis van het thans nog in de ontwerpfase verkerende bestemmingsplan "Kom Noord" - is evenmin van betekenis voor de beantwoording van de vraag of eisers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de thans in geding zijnde bouwvergunningverleningen.
2.5. Het vorengaande leidt tot de conclusie dat eisers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de primaire besluiten tot verlening van bouwvergunning. Verweerder heeft derhalve ten onrechte de bezwaren van eisers ongegrond verklaard, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zal de voorzieningenrechter doen wat verweerder had behoren te doen, namelijk de bezwaren alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.6. Voor het treffen van voorlopige voorzieningen bestaat geen aanleiding.
2.7. Verweerder dient te worden veroordeeld in de proceskosten van eisers. Ter zake van verleende rechtsbijstand worden 2 punten (1 voor het beroepschrift en 1 voor het bijwonen van de zitting) toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
in de hoofdzaak:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart de bezwaren van eisers alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast verweerders gemeente aan eisers het betaalde griffierecht van € 273,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,- ter zake van rechtsbijstand, te betalen door verweerders gemeente.
ten aanzien van de verzoeken:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Tegen de uitspraak in de hoofdzaak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: 1 8 OKT. 2004