2.5 Ook overigens heeft [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit afgeleid kan worden dat de schade (de gestelde slijtersproblematiek) niet zou zijn ontstaan, indien niet ten tijde van ringschurft zou zijn geënt.
De stelling in de pleitnota (punt 23) dat [gedaagde sub 2] met het overtreden van de veiligheidsnorm waarmee blijkens punt 22 kennelijk wordt bedoeld het niet lezen c.q. niet kennen van de bijsluiter van het vaccin een risico op schade in het leven heeft geroepen dat zich bij [eiser] in de vorm van inmiddels 117 afgevoerde/dode dieren heeft gerealiseerd, is in dit verband onvoldoende. Ook bij pleidooi en in zijn conclusie na enquête heeft [eiser] verwezen naar de opvatting van [naam 2], doch ook hier blijkt uit de aangehaalde – overigens niet door een schriftelijke verklaring onderbouwde - opvatting niet dat er sprake is van een causaal verband met de slijtersproblematiek: opgemerkt is immers slechts: “De wetenschap dat deze dieren niet geënt hadden mogen worden en dat ringschurft een ernstige parasitaire infestatie in de zin van de bijsluiter is, heeft [eiser] van [naam 2] (GD). [naam 2] heeft ook in bijzijn van [eiser] aan [gedaagde sub 2] gezegd dat hij deze runderen nooit had mogen enten. Dieren met ringschurft hebben al een verminderde weerstand. Door de enting wordt dan deze weerstandsvermindering verveelvoudigd”.
Verwezen wordt voorts naar het standpunt van gedaagden bij conclusie van dupliek en bij pleidooi, dat enting in geval van ringschurftbesmetting niet is gecontraïndiceerd, omdat het gaat om een onschuldige schimmelinfectie van de huid en dat enting in geval van contra-indicaties slechts tot gevolg heeft dat het effect van de enting minder is.
Het is juist dat, zoals [eiser] in de hierna genomen akte heeft aangevoerd, uit de door gedaagden overgelegde tekst van de Veterinary Medicine niet valt af te leiden dat ringschurft niet leidt tot weerstandsverlies en dat samenloop van ringschurft en de IBR-enting niet tot fatale gevolgen kan leiden, doch verondersteld mag worden dat de Veterinary Medicine, die uitgebreide informatie bevat over het verschijnsel ringschurft, melding zou hebben gemaakt van dergelijke informatie indien deze juist zou zijn.
Met de stelling dat de opvattingen van [naam 2] en Franken bevestigen dat ringschurft tot weerstandsverlies leidt en dat samenloop van ringschurft en de IBR-enting tot fatale gevolgen kan leiden heeft [eiser] evenmin voldaan aan zijn stelplicht ter zake het causale verband tussen enten ten tijde van de ringschurftbesmetting en de gestelde slijtersproblematiek.
[eiser] heeft bovendien niets afgedaan aan het standpunt van gedaagden dat de in de bijsluiter opgenomen contra-indicatie is opgenomen, omdat vaccinatie bij deze categorie runderen niet of minder effectief zou kunnen zijn. Verwezen wordt in dit verband tevens naar het standpunt van prof.dr. A. de Kruif zoals dit blijkt uit het door gedaagden bij pleidooi overgelegde (concept)deskundigenbericht. De Kruif heeft op de vraag naar het doel van het voorschrift in de bijsluiter: “Zieke runderen of runderen met erge parasitaire infestaties niet vaccineren” geantwoord dat het een algemeen bekend en aanvaard principe is dat een goede immuniteit enkel kan worden verkregen bij gezonde dieren omdat het immunogeen systeem goed moet werken; bij zieke of verzwakte dieren, bijvoorbeeld bij een ernstige parasitaire infestatie, is dit volgens De Kruif niet zo en heeft vaccinatie minder effect en is dus tegenaangewezen.