RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/010691-03
Uitspraak d.d.: 10 augustus 2004
tegenspraak / dnip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 juli 2004.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2003 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, voornoemde [slachtoffer] heeft uitgedaagd, althans gevraagd, naar een woning aan het [adres] te komen en/of (aldaar) die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp voorwerp, in de arm heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 27 november 2003 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de arm heeft gestoken (nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] had uitgedaagd, althans had gevraagd, om naar een woning aan het [adres] te komen), tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit met voorbedachten rade heeft begaan. Zij spreekt verdachte in zoverre van het primair tenlastegelegde vrij.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer], de getuige [getuige] en verdachte af dat verdachte voorafgaand aan de vechtpartij wilde praten met [slachtoffer].
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 27 november 2003 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de arm heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: poging tot zware mishandeling.
De rechtbank verwerpt het namens verdachte gevoerde beroep op noodweer dan wel noodweerexces nu niet aannemelijk is geworden, dat zich een zodanige situatie heeft voorgedaan, dat het voor verdachte noodzakelijk was om zichzelf te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De uitdagende toon waarop verdachte [slachtoffer] heeft uitgenodigd, de bedreiging van [slachtoffer], die hij in de richting van zijn vriendin en haar moeder heeft geuit, en het beschikbaar hebben van een mes staan aan een succesvol beroep op noodweer(exces) in de weg.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte na een eerdere vechtpartij, zijn tegenstander op uitdagende toon uitnodigt om naar zijn huis te komen, alwaar hij een nieuw dreigend vuistgevecht de kop indrukt door een mes te trekken. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,- gevoegd in het strafproces.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde wat betreft de voorbedachte rade heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van Apeldoorn en Van Baaren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2004.