ECLI:NL:RBZUT:2004:AQ6563

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06-080531-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Maanicus
  • A. van Hoorn
  • J. Tas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met geweld en bedreiging met een speelgoedpistool

Op 30 juli 2004 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2003 in Zutphen een tankstation heeft overvallen. De verdachte heeft met een speelgoedpistool gedreigd en de medewerker van het tankstation gedwongen om een geldbedrag van ongeveer 173,83 euro af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte berekenend te werk is gegaan, door voorafgaand aan de overval het gebied te verkennen en zich voor te bereiden met de benodigde spullen. Tijdens de overval heeft hij de woorden "overval, geef geld" geroepen, wat de bedreiging met geweld versterkte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat dergelijke misdrijven gevoelens van onveiligheid veroorzaken en dat slachtoffers vaak langdurig psychisch lijden onder de gevolgen. Gezien de omstandigheden en de aard van het delict, heeft de rechtbank besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing en de rechtbank heeft de vrijspraak uitgesproken voor andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06-080531-03
Uitspraak d.d.: 30 juli 2004
verstek / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2003 te Zutphen, in elk geval in de gemeente Zutphen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (in totaal circa 173,83 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benzinestation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een (speelgoed)pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft gericht en/of gericht gehouden, in ieder geval op een voor die [slachtoffer] duidelijk zichtbare wijze, heeft getoond, en/of (vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "overval, geef geld" en/of "meer geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, dat
hij op of omstreeks 29 november 2003 te Zutphen, in elk geval in de gemeente Zutphen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal circa 173,83 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benzinestation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een (speelgoed)pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft gericht en/of gericht gehouden, in ieder geval op een voor die [slachtoffer] duidelijk zichtbare wijze, heeft getoond, en/of (vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "overval, geef geld" en/of "meer geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 november 2003 te Zutphen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [benzinestation], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een (speelgoed)pistool, op die [slachtoffer] heeft gericht, in ieder geval op een voor die [slachtoffer] duidelijk zichtbare wijze, heeft getoond, en (vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "overval, geef geld" en "meer geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Afpersing
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet open de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte een tankstation heeft overvallen, bij welke overval verdachte heel berekenend te werk is gegaan. Verdachte heeft naar eigen zeggen eerst met de auto in Zutphen rondgereden om te kijken waar hij de overval zou kunnen gaan plegen en is vervolgens naar zijn woning gegaan om de benodigde spullen op te halen, waaronder een speelgoedpistool. Vervolgens is hij naar het tankstation gelopen, heeft onderweg zijn kleren verwisseld en is verder gelopen. In het tankstation heeft hij het speelgoedpistool aan de bediende laten zien en heeft geroepen dat hij geld wilden hebben.
Dergelijke misdrijven veroorzaken bij de slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid en brengen in de samenleving grote onrust teweeg. Naar de ervaring leert kampen de slachtoffers van zulke misdrijven bovendien in psychisch opzicht nog geruime tijd met de gevolgen daarvan.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur passend is, en niet de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Maanicus, voorzitter, Van Hoorn en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Onna, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2004.
Mrs. Maanicus en Tas zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.