RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060111-04
Uitspraak d.d.: 22 juni 2004
Tegenspraak / aanzegging
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2004.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 februari 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met verhoogde snelheid) met een auto is in/toegereden op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 29 februari 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met verhoogde snelheid) met een auto is in/toegereden op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Uit het onderzoek heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachtes opzet (voorwaardelijk) was gericht op het om het leven brengen van [slachtoffer].
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 februari 2004 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met verhoogde snelheid met een auto is toegereden op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewezenverklaring is gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer], proces-verbaal van politie pagina 13;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 15/16, voor zover betreffend de uitlatingen van [getuige1] tegenover de verbalisant [naam agent];
- het geschrift, bestaande in het proces-verbaal van de door de rechtbank in andere samenstelling op 13 april 2004 omtrent het aan verdachte ten laste gelegde gehouden terechtzitting, voor zover betreffende de alstoen door [getuige2] en [getuige3] als getuigen afgelegde verklaringen en de aan dat proces-verbaal gehechte op aanwijzingen van [getuige2] voornoemd vervaardigde situatietekening.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het licht van deze door haar betrouwbaar geachte bewijsmiddelen, niet aannemelijk geworden dat verdachte als gevolg van verkeerd schakelen met zijn auto ongewild vooruit in plaats van achteruit is gereden. In samenhang bezien dwingen de bewijsmiddelen integendeel tot de conclusie dat verdachte opzettelijk op [slachtoffer] is ingereden en dat hij zich aldus tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
- poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte in paniek heeft gehandeld omdat er een zestal mensen - waaronder de aangever - op hem afkwam, dat hij in de auto is gesprongen, verkeerd heeft geschakeld en daardoor per ongeluk in de richting van [slachtoffer] heeft gereden.
Voor zover hiermee een – innerlijk tegenstrijdig - beroep op noodweer is gedaan verwerpt de rechtbank het verweer, nu de gestelde toedracht niet aannemelijk is geworden.
Tijdens het verhoor bij de politie en tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft verdachte niets verklaard over een van het slachtoffer of anderen in zijn directe omgeving uitgaande dreiging waarbij verdachte moest vrezen voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, eerbaarheid of goed waaraan hij zich niet kon onttrekken. Uit de bewijsmiddelen blijkt in tegendeel dat verdachte met zijn auto desgewenst zonder enig probleem naar de Stationstraat had kunnen ontkomen door zonder koersverlegging in die richting te rijden.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte na een woordenwisseling met een auto opzettelijk op het slachtoffer [slachtoffer] is ingereden. Het slachtoffer heeft een frontale aanrijding voorkomen door snel op te springen. Hij is daardoor op de motorkap van de auto terechtgekomen. Het is een geluk dat het slachtoffer geen ernstige verwondingen heeft opgelopen.
Daar er bij het bewezen verklaarde feit sprake was van een combinatie van agressie en het gebruik maken van een auto zal de rechtbank naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 45, 91 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, De Bie en Van den Dungen, rechters,
in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2004.