ECLI:NL:RBZUT:2004:AP6836
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bouwvergunning en planologische wijzigingen voor recreatiewoning in Lochem
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 juni 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bouwbedrijf [eiser] BV en het college van burgemeester en wethouders van Lochem. De zaak betreft de intrekking van bouwvergunning 20000829, die eerder was verleend voor de oprichting van een recreatiewoning op een perceel in Lochem. De verweerder, het college, heeft de intrekking van de vergunning gemotiveerd door te stellen dat er niet tijdig met de bouw was begonnen en dat er een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding was dat de bebouwingsmogelijkheden voor recreatiewoningen zou beperken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet binnen de gestelde termijn van 26 weken met de bouw was begonnen, wat volgens de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening een grond vormt voor intrekking van de vergunning.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres overwogen, die stelde dat er toezeggingen waren gedaan door ambtenaren van de gemeente dat de bouwvergunning niet zou worden ingetrokken. De rechtbank oordeelde echter dat deze toezeggingen de gemeente niet konden binden en dat er geen bewijs was dat de vergunning was gewijzigd. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de bouwvergunning rechtmatig was en dat de verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor vergunninghouders om tijdig met bouwactiviteiten te beginnen en benadrukt de rol van planologische wijzigingen in de besluitvorming van gemeenten.