ECLI:NL:RBZUT:2004:AP6813
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van vergunning voor horecabedrijf in kampeerboerderij en de beoordeling van bezwaar door de rechtbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 juni 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een horecavergunning aan een derde-partij, die een kampeerboerderij exploiteert. De vergunning, verleend door het college van burgemeester en wethouders van Lichtenvoorde op 28 maart 2003, betrof de uitoefening van een horecabedrijf in twee lokaliteiten en op twee terrassen van de kampeerboerderij. Eiser, die in de nabijheid van de kampeerboerderij woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 5 september 2003.
De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 18 mei 2004, waarbij eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn vader. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. B. ten Have, en de firmanten van de derde-partij waren ook aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend in overeenstemming met de Drank- en Horecawet (DHw), en dat er geen van de in artikel 27 geregelde weigeringsgronden aanwezig zijn. Eiser heeft betoogd dat de derde-partij paracommerciële activiteiten onderneemt die in strijd zijn met de bestemming van het perceel, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is voor de vergunningverlening.
De rechtbank concludeert dat de vergunning terecht is verleend en dat er geen grond is voor het opleggen van voorschriften of beperkingen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en stelt dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. N.C. van Lookeren Campagne, in aanwezigheid van de griffier.