ECLI:NL:RBZUT:2004:AO9545

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/850098-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Feunekes
  • Tas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en veroordeling voor seksueel binnendringen van een in verminderde staat verkerend slachtoffer

In de zaak tegen de verdachte, die op 9 juli 2003 in de gemeente Lochem een seksuele handeling heeft gepleegd met een slachtoffer dat in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, heeft de rechtbank Zutphen op 12 mei 2004 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting en seksueel binnendringen, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht van verkrachting, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, wetende dat het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van de situatie waarin het slachtoffer zich bevond, en dat de gevolgen van dergelijke handelingen vaak ernstig en langdurig zijn.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 120 dagen zou worden toegepast. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, die niet ten uitvoer zou worden gelegd tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van 2 jaar opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die het slachtoffer had geleden en legde een schadevergoeding op van EUR 1.959,10, waarvan EUR 659,10 materiële schade en EUR 1.300 immateriële schade. De rechtbank besloot dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer ook van toepassing was, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Zutphen, met de rechters Elders, Feunekes en Tas, en griffier Jansen. Mr. Tas was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/850098-03
Uitspraak d.d.: 12 mei 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 juli 2003 in de gemeente Lochem door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte de borst(en) en/of het onderlichaam en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of op een bed heeft geduwd en/of op dat bed heeft vastgehouden en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 09 juli 2003 in de gemeente Lochem, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte de borst(en) en/of het onderlichaam en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd;
art 243 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, worden deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door en namens verdachte is aangevoerd dat er bij het slachtoffer geen sprake is geweest van dermate drankgebruik dat zij daardoor willoos is geworden. De ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige] heeft aangeefster de ochtend van 9 juli 2003 gesproken, maar heeft niets gemerkt van iets dat kon duiden op een (groot) drankgebruik door het slachtoffer op de avond van 8 juli 2003 en in het begin van de nacht van 9 juli 2003.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van 8 juli 2003 's-avonds tot het moment dat zij in de nacht van 9 juli 2003 het feest verliet ongeveer tien tot vijftien glazen wijn heeft genuttigd en dat zij dronken was op het moment dat zij het feest verliet.
De verklaring van aangeefster wordt bevestigd door diverse getuigenverklaringen waaruit blijkt, dat het slachtoffer bij het verlaten van het feest om omstreeks 02.00 uur dronken was en niet in staat was goed te lopen.
Dat de ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige] op 9 juli 2003 niets heeft gemerkt van drankgebruik bij het slachtoffer [slachtoffer] is niet verwonderlijk, gelet op het tijdsverloop tussen het nuttigen van de laatste alcoholische consumptie door aangeefster en het gesprek tussen haar en [getuige], blijkens zijn verklaring op 9 juli 2003 omstreeks 10.30 uur.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 9 juli 2003 in de gemeente Lochem, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderde bewustzijn verkeerde dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte de borsten en het onderlichaam en de vagina van die [slachtoffer] betast en zijn vinger(s) en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
subsidiair:
met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte uitsluitend ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de situatie dat het slachtoffer dronken was. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van afgedwongen seksuele contacten veelal ernstig en langdurig kunnen zijn.
De rechtbank acht de voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [bankrekeningnummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR€ 1.959,10 (waarvan EUR€ 659,10 geleden materiële schade en EUR€ 1.300,-- geleden immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde,
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair:
met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van 2 uur per dag.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [bankrekeningnummer], van een bedrag van EUR€ 1.959,10, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van EUR€ 1.959,10, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 39 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Feunekes en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2004.
Mr. Tas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.