ECLI:NL:RBZUT:2004:AO6346

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060460-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bierbooms
  • Elders
  • A. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van moeder met gebroken kaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 maart 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn moeder. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende te [adres], zou op 29 november 2003 in Doetinchem zijn moeder, [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht door haar in het gezicht te slaan, wat resulteerde in een gebroken kaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht het primair tenlastegelegde feit te hebben begaan, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk de poging tot zware mishandeling, werd wel bewezen verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot zware mishandeling, en legde een werkstraf op van 150 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 75 dagen zou worden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld dat de verdachte tegen zijn moeder had gebruikt, en de verwondingen die zij had opgelopen. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Daarnaast werd een bijzondere voorwaarde gesteld, waarbij de verdachte zich gedurende de proeftijd diende te houden aan aanwijzingen van de reclassering.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast, waaronder artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 302 en 304. De beslissing werd uitgesproken in de openbare terechtzitting, waarbij de voorzitter, M. Bierbooms, en de rechters Elders en A. van Apeldoorn aanwezig waren, samen met de griffier Jansen. Mr. Bierbooms was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060460-03
Uitspraak d.d.: 24 maart 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2004.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2003 in de gemeente Doetinchem aan [slachtoffer] (zijnde de moeder van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 november 2003 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde de moeder van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 november 2003 in de gemeente Doetinchem opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (zijnde de moeder van verdachte) (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 november 2003 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde de moeder van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht in het gezicht te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
subsidiair:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende een woordenwisseling van eenvoudige huishoudelijke aard met zijn moeder schuldig heeft gemaakt aan grof geweld tegen haar. Zij heeft daarbij een verwonding opgelopen die evengoed veel ernstiger had kunnen zijn.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens De Grift, Gelders Centrum voor Verslavingszorg, te Arnhem, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van 2 uur per dag.
Aldus gewezen door mrs. Bierbooms, voorzitter, Elders en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2004.
Mr. Bierbooms is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.