RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060419-03
Uitspraak d.d.: 25 februari 2004
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende het huis van bewaring te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2004.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 november 2003 in de gemeente Nunspeet ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in een woning (op de [adres]) (appartement)(dat onderdeel uitmaakt van een groter appartementencomplex), terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de belendende panden en/of personen welke verbleven in deze belendende panden, met dat opzet een (tuin)slang aan de gasaansluiting heeft gekoppeld/vastgemaakt en/of (vervolgens) het gas in de woonkamer, althans de woning heeft laten stromen, waardoor het gas zich langzaam door het appartement verspreidt en/of vervolgens in aanraking zou komen met de vlam van de centrale
verwarmingsketel en/of andere ontstekingsbronnen waaronder elektrische apparaten, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met (een) brandbare stof(fen) en/of een ontplofbare stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 05 november 2003 in de gemeente Nunspeet ter voorbereiding van het misdrijf brandstichting, opzettelijk een slang aan de gasaansluiting gekoppeld/vastgemaakt en/of gas in de woonkamer laten stromen terwijl een of
meer electrische apparaten in werking waren kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 05 november 2003 in de gemeente Nunspeet ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning op de [adres], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de belendende panden en/of personen welke verbleven in deze belendende panden, met dat opzet een tuinslang aan de gasaansluiting heeft gekoppeld/vastgemaakt en vervolgens het gas in de woonkamer, althans de woning heeft laten stromen, waardoor het gas zich langzaam door het appartement verspreidde en vervolgens in aanraking zou komen met de centrale verwarmingsketel en/of andere ontstekingsbronnen waaronder elektrische apparaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: poging tot opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport van psychiater J. Hofstra, gedateerd 2 februari 2004 en een rapport van psycholoog F. van Nunen, gedateerd 5 februari 2004.
Met de conclusies en de adviezen van deze rapportages kan de rechtbank zich verenigen. Deze conclusies houden in dat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens dat het tenlastegelegde -indien bewezen- hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft enkel en alleen uit eigen belang, namelijk een schreeuw om aandacht gericht op de voorkoming van de door de gemeente Nunspeet geplande woninguitzetting, het risico genomen dat de in de nabijheid bevindende woningen en de daarin eventueel aanwezige bewoners door de ontploffing getroffen zouden worden. De concentratie van het gas was bij inspectie reeds dusdanig hoog, dat het daarom als gelukkig toeval is te beschouwen dat er geen explosie heeft plaatsgevonden. Het plegen van een dergelijk feit brengt ook gevoelens van angst en onrust te weeg in de wijde omgeving van de woning. Verdachte heeft zich van een en ander geen rekenschap gegeven.
De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is te achten en dat verdachte geen relevante contacten met politie en justitie heeft gehad.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de na te melden bijzondere voorwaarde stellen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde:
· zich binnen 2 jaren na ingang van onderstaande proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
· dan wel gedurende de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Tactus, instelling voor verslavingszorg, ook indien deze inhouden dat hij een behandeling ondergaat in de Zwolse Poort te Raalte of een andere door Tactus aan te wijzen instelling.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Elders en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Vries, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2004.