RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[namen eisers], eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, verweerder.
Besluit van verweerder van 8 november 2002, kenmerk: vrb/338690/5179.
2. Feiten en procesverloop
Bij brief van 14 september 2001 hebben eisers met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier bij de afdeling Burgerzaken aangifte gedaan van adreswijziging en daarbij opgegeven dat zij het bestaande op hen van toepassing zijnde briefadres [adres en woonplaats] in de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA) willen wijzigen in: 'puntadres'.
Bij brief van gelijke datum hebben eisers verweerder ervan in kennis gesteld dat van de zijde van de afdeling Burgerzaken is geweigerd de door hen gewenste wijziging in de GBA te verwerken.
Bij besluit van 12 december 2001 heeft verweerder bepaald dat aan het verzoek tot wijziging in de GBA van het bestaande briefadres in een puntadres geen gevolg wordt gegeven.
Bij brief van 28 december 2001 hebben eisers tegen dit besluit bezwaar gemaakt, dat zij bij brief van 29 januari 2002 weer hebben ingetrokken.
Bij brief van 30 januari 2002 hebben eisers verweerder verzocht om over te gaan tot ambtshalve wijziging in de GBA van de op hen betrekking hebbende gegevens, in die zin dat het bestaande briefadres door een puntadres wordt vervangen.
Bij besluit van 7 maart 2002 heeft verweerder dit verzoek onder verwijzing naar zijn besluit van 12 december 2001 afgewezen.
Bij brief van 6 april 2002 hebben eisers tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder in overeenstemming met het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie en onder herroeping van zijn besluit van 7 maart 2002 het verzoek van 30 januari 2002 alsnog op inhoudelijke gronden afgewezen.
Eisers hebben bij brief van 16 december 2002 beroep ingesteld op de daarin vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 17 juli 2003 hebben eisers de gronden van hun beroep aangevuld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 30 juli 2003, waar eisers in persoon zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.D.G. Visser en M.B. Ankone, ambtenaren bij de gemeente Apeldoorn.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend, omdat dit naar haar oordeel niet volledig is geweest. Bij brief van 10 september 2003 is dit aan partijen meegedeeld. Aan verweerder zijn nadere inlichtingen gevraagd.
Bij brief van 24 september 2003 hebben eisers op de heropening van het onderzoek gereageerd en nadere stukken overgelegd.
Verweerder heeft bij brief van 19 september 2003 nadere inlichtingen verschaft. Bij brief van 31 oktober 2003 hebben eisers onder verwijzing naar een aantal extra stukken aanvullende opmerkingen gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank, na daartoe schriftelijke toestemming van partijen als bedoeld in artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb te hebben verkregen, bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
3.1 In dit geschil staat centraal de vraag of de weigering van verweerder om gevolg te geven aan het verzoek van eisers tot wijziging in de GBA van hun briefadres in een puntadres, in rechte stand kan houden.
3.2 Bij de inschrijving in de GBA wordt ingevolge artikel 34, eerste lid, onder 6o, van de Wet GBA een adres opgenomen. Dat adres kan zijn een woonadres dan wel een briefadres (artikel 1 van de Wet GBA). De gegevens over het adres worden aan een aangifte ontleend of ambtshalve door het gemeentebestuur opgenomen (artikelen 46-49 van de Wet GBA).
Ingevolge artikel 66 van de Wet GBA is degene die verhuist verplicht om daarvan bij het gemeentebestuur aangifte te doen. Blijft hij in gebreke, dan is het gemeentebestuur op grond van artikel 47, tweede lid, van de Wet GBA bevoegd om ambtshalve tot verwerking van de verhuizing over te gaan.
Hoe de gegevens in de basisadministratie moeten worden ingevuld, is geregeld krachtens artikel 6, eerste lid, van de Wet GBA. De paragrafen 1 en 2 van afdeling 4 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Besluit GBA) verwijzen hiervoor naar de zogeheten systeembeschrijving. Die systeembeschrijving bestaat ingevolge artikel 3, aanhef en onder a, van het Besluit vaststelling systeembeschrijving GBA (Stcrt. 2001, 23) uit de in bijlage III bij dit besluit opgenomen en vastgestelde onderdelen van het Logisch ontwerp GBA, Versie 3.0 (Bijlage I), die verweerder bij brief van 19 september 2003 alsnog in het geding heeft gebracht. Ingevolge artikel 15 van het Besluit GBA worden de gegevens in het GBA opgenomen op de wijze die is aangegeven in de systeembeschrijving.
In procedure 3.9.5, vermeld in hoofdstuk 3 van het Logisch ontwerp GBA, versie 3.0, is vastgelegd hoe een binnengemeentelijke adreswijziging moet worden verwerkt. Ook het invullen van een puntadres is hierin beschreven: indien een persoon binnengemeentelijk blijkt te zijn verhuisd, maar zijn nieuwe adres niet bekend is, wordt achter 'straatnaam' de standaardwaarde, zijnde een punt, ingevuld. De overige adresgegevens worden dan niet ingevuld. Het gegeven betreffende de gemeente van inschrijving blijft echter ongewijzigd. Uit artikel 30, eerste lid, van de Wet GBA vloeit voort dat uitschrijving uit de basisadministratie in een dergelijk geval niet mogelijk is.
3.3 Verweerder heeft betoogd dat hij er mede vanwege de wettelijke doelstellingen van het bijhouden van een basisadministratie alleen bij hoge uitzondering ambtshalve toe over gaat een ingezetene op een puntadres in te schrijven en uitsluitend als uit onderzoek blijkt dat aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Verweerder tracht de op een persoonslijst in de GBA over een ingeschrevene opgenomen gegevens zo volledig en accuraat mogelijk te houden. Verweerder heeft reeds op de grond dat niet kan worden vastgesteld dat eisers de meeste tijd in Apeldoorn wonen, aan hun verzoek geen gevolg willen geven.
3.4 Eisers hebben - kort samengevat en voorzover van belang - aangevoerd dat niet valt in te zien waarom hun inschrijving in de GBA niet in een puntadres kan worden gewijzigd. Zij leiden sinds oktober 1995, toen zij gedwongen waren hun woning in Apeldoorn vanwege een rattenplaag te verlaten, een nomadisch leven vanuit een bestelbusje. Zij verblijven gedurende de minimale in de Wet GBA gestelde termijn in de gemeente Apeldoorn en zijn niet van plan uit Apeldoorn te vertrekken. Dat zonder een briefadres bepaalde bescheiden of inlichtingen hen niet kunnen bereiken, nemen zij voor lief. Overigens zou hun sms-nummer in de GBA kunnen worden vermeld, zodat steeds een actueel postadres kan worden opgevraagd. Eisers beschouwen een briefadres bezwaarlijk voor degene wiens (woon)adres daarvoor wordt gebruikt, aangezien diegene verplicht zal zijn bepaalde geschriften aan hen door te zenden of uit te reiken.
3.5 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek van eisers om hun inschrijving in een puntadres te veranderen op juiste gronden afgewezen. Van belang hierbij is dat ingevolge de Wet GBA op verweerder de taak rust om alle in artikel 34 van die wet over een ingeschrevene opgesomde gegevens, waaronder diens adres, in de GBA op te nemen (en desverlangd aan een afnemer in de zin van de Wet GBA te verstrekken) en dat een puntadres geen adres in de zin van de Wet GBA vormt. Uit de bij en krachtens de Wet GBA gestelde voorschriften vloeit voort dat eerst op een inschrijving in de GBA onder een puntadres wordt teruggegrepen, indien naast een woonadres ook een briefadres ontbreekt doch vaststaat dat de ingeschrevene de meeste tijd in de gemeente verblijft. Ten tijde van het bestreden besluit stonden eisers onder een briefadres ingeschreven, zijnde een adres in de zin van de Wet GBA, zodat niet aan alle voorwaarden voor inschrijving onder een puntadres werd voldaan en er voor verweerder bijgevolg geen aanleiding behoefde te bestaan om ambtshalve tot een inschrijving onder een puntadres over te gaan.
De door eisers aangevoerde omstandigheden waaronder volgens hen niet kan worden gevergd dat zij nog langer onder een briefadres in de GBA staan ingeschreven, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig zwaarwegend dat verweerder niet meer van eisers mocht verlangen dat zij volgens de toepasselijke dwingendrechtelijke voorschriften een adres in de zin van de Wet GBA kiezen en zonodig dienovereenkomstig aangifte van adreswijziging doen. Om dezelfde reden was verweerder evenmin gehouden om in afwijking van het Logisch ontwerp GBA de inschrijving in de GBA van een briefadres in een puntadres te veranderen.
3.6 De bij het bestreden besluit gehandhaafde weigering om gevolg te geven aan het verzoek van eisers tot wijziging in de GBA van hun briefadres in een puntadres, kan derhalve in rechte stand houden.
3.7 Onderwerp van het onderhavige geschil vormt het bestreden besluit. Het beroep van eisers dient, voorzover het hiertegen is gericht, ongegrond te worden verklaard, zo volgt uit het voorgaande. Eisers hebben echter, naast vernietiging van het bestreden besluit, aan het slot van hun aanvullend beroepschrift van 17 juli 2003, diverse nevenvorderingen geformuleerd. Omdat deze nevenvorderingen niet zijn gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, is de rechtbank in zoverre niet bevoegd om van het beroep kennis te nemen.
3.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep, voorzover gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond;
- verklaart zich voor het overige onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. N.C. van Lookeren Campagne en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.