ECLI:NL:RBZUT:2003:AO4439

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
57254 / HA RK 03-875
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. Westhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter inzake faillissement van in Duitsland woonachtige ondernemer

Op 18 december 2003 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak waarin de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid (BPF-Bouw) en andere stichtingen verzochten om de faillietverklaring van een ondernemer die voorheen in Nederland actief was. De ondernemer had zijn onderneming in Nederland opgeheven en woonde inmiddels in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ondernemer zijn bedrijf in Winterswijk had opgeheven op 17 maart 2003 en dat er geen vestiging meer in Nederland was. De rechtbank oordeelde dat, op basis van artikel 3 lid 2 van de Europese Insolventie Verordening, de Nederlandse rechter alleen bevoegd zou zijn om faillissement uit te spreken als de ondernemer nog een vestiging in Nederland had. Aangezien dit niet het geval was, verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om het verzoek tot faillietverklaring te behandelen. De aanwezigheid van Nederlandse schuldeisers was niet voldoende om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te rechtvaardigen, en de rechtbank verwierp deze stelling. De beslissing werd genomen in de afwezigheid van de verweerder, die rechtsgeldig was opgeroepen maar niet was verschenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rekestnr.: 57254 / HA RK 03-875
Beschikking van de rechtbank Zutphen, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, op het verzoek van:
de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid (BPF-Bouw) te Amsterdam, e.a.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekers,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder],
wonende te [Plaats, land, adres],
laatstelijk kantoorhoudende te [plaats] [adres],
verweerder,
niet verschenen.
Partijen worden hierna mede aangeduid als de Stichtingen en [verweerder].
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het op 16 september 2003 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift;
- de oproeping van [verweerder] bij exploot van 30 september 2003;
- de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer van 13 november en 11 december 2003.
2. Het verzoek
De stichtingen verzoeken om op de in het verzoekschrift aangegeven gronden het faillissement van [verweerder] uit te spreken. De raadsman van de Stichtingen heeft desgevraagd aangegeven dat de bevoegdheid van de Zutphense rechtbank kan worden ontleend aan het bepaald in artikel 3 lid 2 van de Europese Insolventie Verordening, aangezien er in Nederland nog schuldeisers van [verweerder] zijn uit de tijd dat hij in Winterswijk een bedrijf had.
3. Het verweer
[verweerder] is - hoewel op de bij de wet voorgeschreven wijze - rechtsgeldig opgeroepen, niet verschenen om verweer te voeren tegen de verzochte faillietverklaring
4. De beoordeling
4.1 Uit het bij het verzoekschrift overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal Gelderland van 12 september 2003 volgt dat [verweerder] zijn in Winterswijk gevestigde onderneming met ingang van 17 maart 2003 heeft opgeheven. Gesteld noch gebleken is dat zich in Nederland nog een kantoor van [verweerder] bevindt.
4.2 Nu [verweerder] zijn woonstede in [plaats], Duitsland heeft, is het centrum van diens voornaamste belangen in Duitsland gelegen. Op grond van artikel 3 lid 2 van de Europese Insolventie Verordening zou de Nederlandse rechter het faillissement nog slechts kunnen uitspreken indien [verweerder] in Nederland nog een vestiging zou hebben. Dit laatste is niet het geval, zodat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren ten aanzien van het verzoek van de Stichtingen.
De stelling van de raadsman van de Stichtingen dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter voortvloeit uit het feit dat zich in Nederland nog schuldeisers van [verweerder] bevinden, kan niet worden ontleend aan deze Verordening en evenmin aan de Faillissementswet, zodat die stelling gepasseerd dient te worden.
DE BESLISSING
De rechtbank, rechtdoende,
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek tot faillietverklaring van
[verweerder], wonende te [Plaats, land, adres],
laatstelijk kantoorhoudende te [plaats] [adres], kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven op 18 december 2003 door mr. W.H. Westhuis, in tegenwoordigheid van de griffier.