ECLI:NL:RBZUT:2003:AN8504
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Elders
- A. van Apeldoorn
- M. van den Dungen
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in de Piramide-zaak met niet-ontvankelijkheid van benadeelde partijen
In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de zogenaamde Piramide-zaak, heeft de Rechtbank Zutphen op 19 november 2003 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in de periode van 1 juli 1996 tot en met 15 juli 1999, samen met anderen, opzettelijk slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door middel van misleidende informatie over een beleggingsfonds. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders valse claims hebben gemaakt over de aard van de investeringen, die in werkelijkheid een piramidespel betroffen. De benadeelde partijen, die zich met vorderingen tot schadevergoeding hadden gevoegd in het strafproces, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet van zodanig eenvoudige aard zijn dat ze door de strafrechter konden worden afgedaan. De benadeelden moeten hun vorderingen indienen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verjaringstermijn voor bepaalde feiten was verstreken, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard voor die specifieke tenlasteleggingen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en het misbruik van vertrouwen door de verdachte, die als financieel deskundige optrad.