ECLI:NL:RBZUT:2003:AN8493
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Elders
- Van Apeldoorn
- Van den Dungen
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in de Piramide-zaak met niet-ontvankelijkheid van benadeelde partijen
In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de Piramide-zaak, heeft de Rechtbank Zutphen op 19 november 2003 uitspraak gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door middel van misleidende informatie over een beleggingsfonds. De rechtbank stelde vast dat de verdachte en zijn mededaders een financieel product aan de man hebben gebracht als ware het een vorm van beleggen, terwijl het in werkelijkheid een piramidespel betrof. De slachtoffers hebben hierdoor aanzienlijke financiële schade geleden. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat deze niet van zodanig eenvoudige aard waren dat afdoening door de strafrechter mogelijk was. De benadeelden werd aangeraden hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De rechtbank verwierp ook het verweer van de verdachte dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat deze belangrijke getuigen niet had gehoord. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie beleidsvrijheid heeft in de vervolging.