ECLI:NL:RBZUT:2003:AI0846

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
55862/ KG ZA 03-203
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een schip uit de jachthaven op basis van huishoudelijk reglement

In deze zaak vorderde de Watersportvereniging De Mars de verwijdering van een schip van 23 meter lengte uit de Jachthaven De Mars, omdat het huishoudelijk reglement het aanmeren van schepen langer dan 20 meter niet toestaat. De vereniging had de gedaagde, eigenaar van het schip, eerder toestemming gegeven onder bepaalde voorwaarden, maar deze toestemming was vervallen toen de ouders van de gedaagde, die havenmeester waren, hun functie neerlegden. De gedaagde had herhaaldelijk verzocht om een ligplaats, maar deze verzoeken waren afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig handelde door zijn schip in de haven te laten liggen, aangezien hij niet voldeed aan de eisen van het reglement. De vordering van de watersportvereniging werd toegewezen, en de gedaagde werd bevolen het schip binnen een week te verwijderen, met een dwangsom van EUR 100 per dag bij niet-naleving. De kosten van het geding werden ook aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
SECTOR CIVIEL
VOORZIENINGENRECHTER
Kort-geding-nummer : 55862/ KG ZA 03-203
vonnis van : 6 augustus 2003
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de vereniging Watersportvereniging DE MARS,
statutair gevestigd te Zutphen,
eiseres bij dagvaarding van 16 juli 2003,
procureur: mr. D.R. van Oppenraaij-Beijdorf,
tegen:
[gedaagde],
verblijvende met zijn schip [naam] in de haven aan de [adres] te Zutphen
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna mede de watersportvereniging en [gedaagde] genoemd.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De watersportvereniging heeft onder overlegging van producties [gedaagde] gedagvaard tegen de openbare zitting van 23 juli 2003. Ter zitting heeft zij haar eis gewijzigd.
Ter zitting heeft [gedaagde] geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
Partijen hebben hun standpunten, eiseres aan de hand van een pleitnota, mondeling toegelicht waarna zij vonnis hebben gevraagd. De uitspraak is bepaald op heden.
2. VASTSTAANDE FEITEN
De volgende feiten zullen in dit kort geding als tussen partijen voorlopig vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen, voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.1 De watersportvereniging houdt zich sinds mei 1980 bezig met het beoefenen en bevorderen van de watersport. Sinds januari 1992 huurt de watersportvereniging een deel van de Marshaven van de gemeente Zutphen. De huurovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
"(…)
14. (…)
c) zonder toestemming van burgemeester en wethouders mogen geen woonschepen tot het gehuurde worden toegelaten; (…)"
2.2 In de Jachthaven zijn twee plaatsen waar schepen tussen de 15 en 20 meter mogen liggen. Voor de overige ligplaatsen geldt een maximumlengte van 15 meter.
2.3 [gedaagde] is eigenaar van het schip [naam], een boot met een lengte van ruim 23 meter. Hij is lid van de watersportvereniging. Zijn ouders zijn eigenaar van het schip [naam] en hebben van 2000 tot 2002 de functie van havenmeester uitgeoefend.
2.4 Tijdens de algemene ledenvergadering van 14 april 2000 is voor [gedaagde] een uitzondering gemaakt op bovenvermelde regel. Daarbij zijn de volgende voorwaarden gesteld:
- het schip van [gedaagde] moet dubbel liggen met het schip [naam] bij aanwezigheid van beide schepen;
- [gedaagde] is liggeld verschuldigd volgens de geldende regels;
- de toestemming eindit met ingang van de datum waarop de overeenkomst met de heer en mevrouw [naam] (de ouders van [gedaagde]) betreffende het havenmeesterschap niet wordt verlengd dan wel wordt ontbonden.
2.5 De ouders van [gedaagde] hebben de functie van havenmeester per 1 april 2002 neergelegd. In mei 2002 heeft [gedaagde] de haven verlaten.
2.6 In februari 2003 is [gedaagde] teruggekeerd. Op 20 februari 2003 heeft hij het bestuur van de watersportvereniging verzocht hem een ligplaats voor zijn boot [naam] toe te wijzen. Dit verzoek is bij brief van 4 maart 2003 afgewezen.
2.7 Bij verzoek van 17 april 2003 heeft [gedaagde] opnieuw verzocht een ligplaats toegewezen te krijgen. Op 25 april 2003 is dit verzoek behandeld door de bevoegde algemene ledenvergadering en afgewezen.
2.8 Op 1 mei 2003 heeft tussen het bestuur en [gedaagde] een gesprek plaatsgevonden. In aanwezigheid van de vader van [gedaagde] is afgesproken dat [gedaagde] met [naam] voor 1 juli 2003 de haven zou verlaten. Een en ander is schriftelijk op 6 mei 2003 bevestigd.
2.9 Tot op heden heeft [gedaagde] de haven niet verlaten.
3. DE VORDERING, DE GRONDEN EN HET VERWEER
3.1 De watersportvereniging vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal gebieden het schip [naam] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden uit Jachthaven De Mars, zulks met machtiging aan de watersportvereniging om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze (definitieve) verwijdering zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde] en op verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,-- voor elke dag of gedeelte daarvan waarop [gedaagde] nalatig blijft om aan dit gebod te voldoen, alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2 De watersportvereniging baseert de vordering op de vaststaande feiten en het navolgende. Het schip van [gedaagde] voldoet niet aan de eisen tot het verkrijgen van een ligplaats in de jachthaven De Mars. Door het schip aangemeerd te laten, handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens de watersportvereniging. Bovendien schiet [gedaagde] toerekenbaar te kort omdat hij, zoals overeengekomen, zijn schip niet voor 1 juli 2003 uit de haven heeft verwijderd.
3.2 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop zo nodig in het hierna volgende zal worden ingegaan.
4. DE BEOORDELING
4.1 Vaststaat dat slechts aan schepen met een maximale lengte van 20 meter een ligplaats in de jachthaven De Mars kan worden toegewezen en dat de twee daartoe aangewezen ligplaatsen in de jachthaven bezet zijn. Gesteld noch gebleken is dat het daartoe genomen besluit in strijd met de regels tot stand is gekomen (zowel inhoudelijk als formeel), zodat de regeling algemeen geldend is. Reeds op grond van deze algemene regel is het [gedaagde] niet toegestaan aan te meren in de Jachthaven De Mars.
Daarnaast is het verzoek van [gedaagde] om hem dispensatie te verlenen van de algemeen geldende regel afgewezen, zodat [gedaagde] zonder recht of titel een ligplaats heeft ingenomen in de jachthaven, waar [naam] langer is dan 20 meter.
4.2 [gedaagde] voert nog een aantal omstandigheden aan op grond waarvan hij meent dat de bestaande situatie moet worden bestendigd. Zo betoogt hij dat er geen passende (permanente) ligplaats elders in Zutphen is, terwijl hij economisch en sociaal gebonden is aan Zutphen, zodat niet van hem kan worden gevergd de jachthaven te verlaten.
4.3 Ook dit verweer treft echter geen doel. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat - volgens een opgave van de gemeentelijke havenmeester - er meerdere ligplaatsen in Zutphen voorhanden zijn waar [naam] aangemeerd kan liggen. Wat er verder ook zij van het feit dat [gedaagde] economisch en sociaal gebonden is aan Zutphen, dit regardeert de watersportvereniging niet. De watersportvereniging heeft ten doel het beoefenen en bevorderen van de watersport. Het aanbieden van een permanente woonplek ligt niet op de weg van de watersportvereniging, terwijl deze mogelijkheid ook afstuit op het in het huurcontract neergelegde verbod van permanente bewoning.
4.4 Uit het voorgaande volgt dat de watersportvereniging niet behoeft te accepteren dat [gedaagde] in de jachthaven is aangemeerd en aldus verhindert dat de watersportvereniging deze plaats(en) aan een ander kan toewijzen. De gevorderde verwijdering van het schip [naam] zal daarom worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal de te verbeuren dwangsommen matigen en aan een maximum binden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort geding-vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde tot naleving prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.5 De vordering om de verwijdering met de sterke arm te mogen laten plaatsvinden is echter onnodig, nu de deurwaarder van rechtswege bevoegd is bij de tenuitvoerlegging van daarvoor vatbare titels de nodige hulp van de sterke arm in te roepen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. BESLISSING
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
1. gebiedt [gedaagde] het schip [naam] om binnen een week na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden uit Jachthaven De Mars, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 100,-- voor elke dag of resterend gedeelte daarvan waarop [gedaagde] nalatig blijft om aan dit gebod te voldoen, met een maximum van EUR 5.000,-;
2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding die voor zover gevallen aan de zijde van de watersportvereniging tot op deze uitspraak worden begroot op EUR 286,16 wegens verschotten en EUR 703,36 wegens salaris procureur;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G. Vrieze, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2003 in tegenwoordigheid van mr. S. Kuypers, griffier.