2.1 [de eisers] zijn eigenaar van de woning aan de [straatnaam] [getal] te [plaatsnaam].
2.2 In de winter van 1982-1983, vlak na hun intrek in de woning, kregen zij te kampen met rattenoverlast. [de eisers] hebben zich gewend tot de afdeling Ongediertebestrijding van de Dienst Afvalstoffenbeheer van de gemeente Apeldoorn. Medewerkers van deze afdeling hebben door middel van het verspreiden van rattengif geprobeerd te ratten te verdelgen.
2.3 In de jaren na 1983 heeft de heer [naam] (Dienst Afvalstoffenbeheer) naar aanleiding van herhaalde meldingen van [de eisers] nog diverse malen onderzoeken uitgevoerd.
2.4 Omdat het rattenprobleem niet werd opgelost, heeft [de eiser] in 1987 samen met [naam] de kruipruimte onder de aangrenzende woning aan de [straatnaam] [getal] geïnspecteerd. Hierbij zijn sleepsporen en uitwerpselen van ratten aangetroffen, alsmede zandophopingen en de uitgang van een gangenstelsel. Hierbij werd [de eiser] geadviseerd een en ander dicht te metselen.
2.5 Vervolgens heeft er op 2 november 1994 een camera-inspectie in opdracht van de gemeente door de firma RRS plaatsgehad, waarbij de rioolaansluitingen van het woningblok [straatnaam] [getal - getal] en het gemeenteriool zijn gecontroleerd. Deze inspectie bleef beperkt tot horizontale leidingen omdat de camera geen verticale leidingen kon controleren.
2.6 De Dienst Afvalstoffenbeheer heeft geconcludeerd dat er geen gebreken aan het gemeentelijk riool of de rioolaansluitingen waren. Bij [straatnaam] [getal] werd wel enige zanduitstroom geconstateerd.
2.7 De rattenplaag hield aan. In 1995 bleek dat de vliering was bezaaid met uitwerpselen, dat urine door het zachtboardplafond lekte en dat de maden vanuit de vliering door het plafond op de bovenverdieping kwamen.
2.8 [de eisers] hebben in oktober 1995 hun huis verlaten. Sindsdien wonen zij in een busje en verblijven zij een deel van het jaar in het buitenland.
2.9 Bij brieven van 1 april 1996 en 31 augustus 1998 hebben [de eisers] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade als gevolg van de rattenoverlast. De gemeente heeft deze aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.10 De rattenoverlast duurde echter voort. In het voorjaar van 1996 hebben [de eisers] nogmaals verzocht de riolering te controleren. De interne mededeling van [persoon] van de gemeente d.d. 25 augustus 1997 luidt als volgt: "(…...) Door de bewoners van nr.[getal] werd nr.[getal] verdacht van verouderde en mogelijk ondeugdelijke sanitaire voorzieningen. Zij verzochten [persoon] ook de terreinriolering en aansluiting van dat perceel te controleren. Dit bleek op dat moment niet mogelijk omdat de controleput op eigen terrein niet toegankelijk was (…...) Op een later tijdstip, na overleg met zijn buurman, heeft de bewoner van nr.[getal] de controleput op nr.[getal] toegankelijk gemaakt voor inspectie. Daarbij is door medewerkers van de afdeling W&R vastgesteld dat met de lozing van (afval)water schoon zand meespoelde. Dit is een indicatie voor schade aan de afvoerleidingen (…...)"
2.11 Op 23 juli 1996 wordt een tweede camera-inspectie gehouden.
2.12 In augustus 1996 hebben [de eisers] zich gewend tot een arts van de GGD. Deze arts heeft hen doorverwezen naar de afdeling Dierplaagbestrijding van de hoofdinspectie Milieuhygiëne te Wageningen, dat destijds onderdeel uitmaakte van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans de Stichting Kennis en Adviescentrum Dierplagen, KAD).
2.13 Op 29 augustus 1996 heeft de heer [naam] van de hoofdinspectie Milieuhygiëne in aanwezigheid van de heer [naam] van de Afdeling Ongediertebestrijding, de woning aan de [straatnaam] [getal] geïnspecteerd. Daarbij is de aanwezigheid van bruine rioolratten in de woning geconstateerd. Diezelfde dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [de eisers], de heer [naam], en medewerkers van de diensten Afvalstoffenbeheer, Openbare Werken en Bouwtoezicht van de gemeente.
2.14 Het bezoekrapport PCG van de afdeling bestrijding van dierplagen Wageningen luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"(…...)
Probleem: - al 12 jaar last van ratten op zolder
oorzaak nog steeds niet vastgesteld en verholpen
- nov/1994 kamera-inspektie: nr.[getal] zand in riool
overigens niets gevonden (op kosten van gemeente)
Onderzoek: - zolder : jonge bruine rat in klapval (vers)
- riool : woonkamer: houten vloer
: gang/keuken : betonvloer op zand
: voor/achter : ontstoppingsput
- insp. : mogelijk door afstoppen (nr.[getal]?)
(...…)
Aktie: Op grond van verkregen gegevens door kamera-inspektie is het zeer waarschijnlijk dat riolering nr.[getal] stuk is. Afd. Bouwtoezicht schrijft eigenaar nr.[getal] aan om gebreken te herstellen.
(…...)"
2.15 In verband met de geconstateerde zanduitstroom heeft de afdeling Bouwtoezicht de eigenaar van de woning aan de [straatnaam] [getal] aangeschreven op basis van artikel 14 van de Woningwet om de gebreken aan het riool te herstellen.
2.16 Bij brief van 21 februari 1997 zijn [de eisers] op de hoogte gesteld van het feit dat het binnenriool in de woning op nummer [getal] (een standleiding van toilet en douche) is hersteld. Daarmee is eveneens een einde gekomen aan de rattenoverlast.
2.17 Bij brief van 25 juni 1999 heeft de Burgemeester de klachten van [de eisers] over de gedragingen van de gemeentesecretaris ongegrond verklaard.
2.18 [de eisers] hebben vervolgens over de klachtbehandeling een klacht ingediend bij de Nationele Ombudsman. Bij brief van 29 juni 2000 heeft de Nationale Ombudsman besloten om het onderzoek naar de klacht de beëindigen.
2.19 De gemeente heeft vervolgens bij brief van 22 november 2000 de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.20 [de eisers] hebben bij brief van 22 november 2000 een bezwaarschrift ingediend bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente. Bij besluit van 4 juli 2001 is dit bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens hebben [de eisers] beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen, sector bestuursrecht. De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 12 november 2001 [de eisers] niet-ontvankelijk verklaard.
2.21 In september 2002 heeft de gemeente [de eisers] voorgesteld met behulp van een mediator het geschil op te lossen. [de eisers] hebben daaraan geen medewerking verleend.
2.22 Bij brief van 7 maart 2003 is de gemeente wederom aansprakelijk gesteld.
2.23 Bij faxbericht van 3 juni 2003 heeft [naam], directeur van KAD, antwoord gegeven op door de raadsvrouwe van [de eisers] gestelde vragen. Deze antwoorden luiden, voor zover thans van belang, als volgt
"(…...)
1. Is het nuttig, laat staan raadzaam, om bij een geconstateerde rattenpopulatie in een woning over te gaan tot het verspreiden van rattengif zonder dat daarbij tevens de oorzaak van de aanwezige rattenpopulatie wordt weggenomen?
ÿ Nee. Omdat rattenoverlast in een woning meestal is toe te schrijven aan rioolgebreken moet worden getracht deze gebreken op te sporen. In een woningblok met meerdere eigenaren en waar de kruipruimte moeilijk of niet is te bereiken is dat niet altijd even makkelijk. Bestrijding kan in dit soort gevallen beter worden uitgevoerd in het hoofdriool onder de weg om de rattenpopulatie te doen verminderen.
(…...)
4. In 1987 heeft de [eiser] samen met de heer [naam] van de afdeling Ongediertebestrijding de kruipruimte onder de [straatnaam] [getal] geïnspecteerd Daarbij zijn sleepsporen en uitwerpselen van ratten aangetroffen, alsmede grote zandophopingen en een uitgang van een (ratten)gangenstelsel. Welke maatregelen had de afdeling Ongediertebestrijding, dan wel enige andere dienst van de gemeente Apeldoorn, op dat moment redelijkerwijs kunnen treffen om de bron van de aanwezige rattenpopulatie te achterhalen?
ÿ N.a.v. de aangetroffen situatie had de dienst Ongediertebestrijding of de dienst Bouwtoezicht verder onderzoek moeten instellen naar de oorzaak van de aanwezigheid van ratten in de kruipruimte. Deze oorzaak moest zijn gelegen in het rioolstelsel van de woningen [getal], [getal], [getal] en [getal]. Dus had het vervolgonderzoek zich hierop moeten richten.
5. Vormt de constatering van zanduitstroom in een rioolaansluiting voldoende aanwijzing voor een gebrek/gat in de desbetreffende rioolleiding? Zo ja, vormt de constatering van zanduitstroom voldoende aanleiding om over te gaan tot aanschrijving van de eigenaar van de desbetreffende woning (op basis van onder meer art. 14 Woningwet) om het gebrek aan de rioolleiding te herstellen
ÿ Ja. Zanduitstroom geeft, indien het riool in het zand is gelegen, voldoende aanwijzing om een nader onderzoek in te stellen. Deze aanwijzing geeft ook voldoende basis om over te gaan tot aanschrijving op grond van artikel 14 Woningwet.
(…...)"