ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9573
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de status van heideplagsel als afvalstof in het kader van milieuwetgeving
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 7 juli 2003, stond de status van heideplagsel als afvalstof centraal. De verdachte, een besloten vennootschap, werd beschuldigd van het ontdoen van afvalstoffen door heideplagsel buiten een inrichting op een perceel te brengen. De tenlastelegging betrof twee feiten, waarbij de verdachte in de periode van 1 november 2001 tot en met 10 januari 2002 en van 1 juli 2001 tot en met 10 januari 2002 handelingen verrichtte die in strijd waren met de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten.
De economische politierechter oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het eerste feit had begaan, en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het tweede feit werd echter vastgesteld dat de verdachte zich door afgifte aan een ander had ontdaan van bedrijfsafvalstoffen, te weten heideplagsel. De rechter overwoog dat heideplagsel, hoewel niet expliciet genoemd in de Kaderregeling afvalstoffen, onder bepaalde omstandigheden als afvalstof kan worden aangemerkt. De omstandigheden van het geval, waaronder de negatieve waarde van het plagsel en de wijze van afvoer, leidden tot de conclusie dat het plagsel als bedrijfsafvalstof moest worden beschouwd.
De rechter concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar legde geen straf of maatregel op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de definitie van afvalstoffen in het licht van de specifieke omstandigheden van elk geval te bezien, en bevestigt dat niet alle stoffen die niet expliciet in de wet zijn genoemd, automatisch buiten de reikwijdte van de milieuwetgeving vallen.