ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9573

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/037319-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de status van heideplagsel als afvalstof in het kader van milieuwetgeving

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 7 juli 2003, stond de status van heideplagsel als afvalstof centraal. De verdachte, een besloten vennootschap, werd beschuldigd van het ontdoen van afvalstoffen door heideplagsel buiten een inrichting op een perceel te brengen. De tenlastelegging betrof twee feiten, waarbij de verdachte in de periode van 1 november 2001 tot en met 10 januari 2002 en van 1 juli 2001 tot en met 10 januari 2002 handelingen verrichtte die in strijd waren met de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten.

De economische politierechter oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het eerste feit had begaan, en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het tweede feit werd echter vastgesteld dat de verdachte zich door afgifte aan een ander had ontdaan van bedrijfsafvalstoffen, te weten heideplagsel. De rechter overwoog dat heideplagsel, hoewel niet expliciet genoemd in de Kaderregeling afvalstoffen, onder bepaalde omstandigheden als afvalstof kan worden aangemerkt. De omstandigheden van het geval, waaronder de negatieve waarde van het plagsel en de wijze van afvoer, leidden tot de conclusie dat het plagsel als bedrijfsafvalstof moest worden beschouwd.

De rechter concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar legde geen straf of maatregel op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de definitie van afvalstoffen in het licht van de specifieke omstandigheden van elk geval te bezien, en bevestigt dat niet alle stoffen die niet expliciet in de wet zijn genoemd, automatisch buiten de reikwijdte van de milieuwetgeving vallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Economische politierechter
Parketnummer: 06/037319-02
Uitspraak d.d.: 7 juli 2003
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
de besloten vennootschap [verdachte] B.V.,
gevestigd te [Voorst], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2003.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 november 2001 tot en met
10 januari 2002 in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten een hoeveelheid heideplagsel heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting op een perceel (bouwgrond) op of aan de Broekeld en/of aan de Oude Dijk te Uddel op of in de bodem te brengen;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot en met 10 januari 2002 in de gemeente Apeldoorn, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich door afgifte aan een ander heeft ontdaan van bedrijfsafvalstoffen, te weten een hoeveelheid heideplagsel;
artikel 1a Wet op de economische delicten jo (oud)
art 10.19 lid 1 Wet milieubeheer
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de economische politierechter is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Parketnummer: 06/037319-02 - 2 -
Bewezenverklaring
Namens verdachte is ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit gesteld dat verdachte dient de worden vrijgesproken omdat heideplagsel geen (bedrijfs-)afvalstof is.
De economische politierechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 10.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer (artikel 10.19 in de periode waarop de tenlastelegging ziet) is het verboden zich door afgifte aan een ander te ontdoen van bedrijfsafvalstoffen of van ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen.
Bedrijfsafvalstoffen zijn ingevolge artikel 1 van die wet, afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen en afvalstoffen zijn alle stoffen, preparaten of andere produkten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, welke definitie moet worden bezien in het licht van artikel 1 van de richtlijn nr. 75/442 EEG.
Heideplagsel wordt niet genoemd in de ter uitvoering van genoemde richtlijn vastgestelde Kaderregeling afvalstoffen.
Het antwoord op de vraag of sprake is van een afvalstof is dan afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De grond is afgeplagd ter verschraling van de grond om behoud van heidegroei te bevorderen. Het plagsel was een restmateriaal dat diende te worden afgevoerd en vertegenwoordigde een negatieve waarde, althans verdachte betaalde de ontvanger voor transport en verwerking en de ontvanger heeft de stof om niet af gegeven ten behoeve van grondverbetering of grondophoging. Het grootste deel van het plagsel was plantaardig van aard dat de oorspronkelijke functie (vegetatie) verloor.
Gelet op het voorgaande was het plagsel een stof waarvan verdachte zich met het oog op de verwijdering daarvan heeft ontdaan en een bedrijfsafvalstof.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2001 tot en met 10 januari 2002 in de gemeente Apeldoorn, zich door afgifte aan een ander heeft ontdaan van bedrijfsafvalstoffen, te weten een hoeveelheid heideplagsel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de overtreding:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.19, eerste lid, (oud) van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Niet is gebleken dat een van de uitzonderingen bedoeld in artikel 10.19 (thans 10.37), tweede lid, van de Wet milieubeheer zich voor deed.
Een van die uitzonderingen betreft een vrijstelling verleend bij algemene maartegel van
Parketnummer: 06/037319-02 - 3 -
bestuur krachtens artikel 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder b. van die amvb, juncto bijlage I onder 28.3 onder c. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit zijn uitgezonderd werken als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming waarin als bouwstof worden gebruikt afvalstoffen, die kunnen worden aangemerkt als bouwstof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van dat besluit. Aldaar wordt onder bouwstof verstaan een materiaal in de hoedanigheid waarin het is bestemd in een werk te worden gebruikt en waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10% van dat materiaal bedragen Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
In verband met de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht de economische politierechter het raadzaam dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen:
- 1, 9a, 51, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10.19 (oud) van de Wet milieubeheer.
BESLISSING
De economische politierechter beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.19, eerste lid, (oud) van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Bepaalt, dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Parketnummer: 06/037319-02 - 4 -
Dit vonnis is gewezen mr. Lok, economische politierechter, in tegenwoordigheid
van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank
van 7 juli 2003.