ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9569

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/035659-02 en 06/035064-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging voor overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 juli 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het houden en vervoeren van varkens zonder de vereiste identificatie en registratie. De verdachte, geboren op 28 december 1966 en woonachtig in Rotterdam, werd aangeklaagd onder parketnummers 06/035659-02 en 06/035064-03. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet voldoen aan de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002, die vereist dat dieren correct geïdentificeerd en geregistreerd zijn. De verdachte voerde aan dat zij zich als gewetensbezwaarde had gemeld, maar de rechtbank oordeelde dat de buitenwettelijke regeling voor gewetensbezwaarden enkel van toepassing was op runderen en niet op varkens. Hierdoor werd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor de eerste tenlastelegging.

De rechtbank oordeelde verder dat de verdachte op 18 december 2002 varkens had vervoerd zonder de vereiste slachtmerken en zonder een geldige verklaring van een dierenarts. De verdachte stelde dat het afnemen van bloed bij varkens in strijd was met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, maar de rechtbank oordeelde dat het afnemen van bloed een redelijk doel diende ter bestrijding van dierziekten. De rechtbank vond dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de verplichtingen van de bedrijfscontrole en dat zij niet stelselmatig weigerde om bloedafname toe te staan.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 3 dagen bij niet-betaling. De rechtbank oordeelde dat de geldboete niet ten uitvoer gelegd zou worden, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van 2 jaar opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. Dit vonnis is gewezen door mr. Lok, de economische politierechter, in aanwezigheid van griffier Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Economische politierechter
Parketnummers: 06/035659-02 en 06/035064-03
Uitspraak d.d.: 7 juli 2003
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Rotterdam op 28 december 1966,
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2003.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de economische politierechter in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/035659-02 en 06/035064-03 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd
- parketnummer 06/035659-02:
dat verdachte op of omstreeks 12 augustus 2002 in de gemeente Wehl, dieren, te weten een aantal varkens, heeft gehouden, die niet overeenkomstig artikel 29 van de "Regeling identificatie en registratie van dieren 2002" waren geïdentificeerd en/of geregistreerd;
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 105 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
art 39 Regeling identificatie en registratie van dieren 2002
- parketnummer 06/035064-03:
dat:
1.
verdachte op of omstreeks 18 december 2002 in de gemeente Wehl, althans in Nederland,
dieren, te weten een aantal slachtvarkens die niet waren voorzien van een slachtmerk als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de "Regeling identificatie en registratie van dieren 2002", en aldus niet overeenkomstig artikel 29 van de "Regeling identificatie en registratie van dieren 2002" waren geïdentificeerd en/of zijn geregistreerd, heeft vervoerd en/of afgevoerd van verdachtes bedrijf naar een slachthuis;
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 105 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
art 39 Regeling identificatie en registratie van dieren 2002
Parketnummers: 06/035659-02 en 06/035064-03 - 2 -
2.
zij op of omstreeks 18 december 2002 in de gemeente Wehl, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aantal varkens heeft vervoerd, terwijl die zending varkens niet vergezeld ging van een geldige verklaring van
een praktizerend dierenarts, dat deze dieren afkomstig waren van een bedrijf
dat vrij is van dierziekten;
artikel 10a Veewet
art 2 lid 3 Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Verdachte wordt verweten dat zij op of omstreeks 12 augustus 2002 een aantal varkens heeft gehouden en op of omstreeks 18 december 2002 een aantal varkens heeft afgevoerd naar het slachthuis, terwijl deze varkens in strijd met de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 niet waren voorzien van I & R merken, noch van slachtmerken.
Verdachte beroept zich op het gelijkheidsbeginsel door te stellen dat personen die het oormerken van runderen niet met hun geweten in overeenstemming kunnen brengen zich niet behoeven te houden aan het bepaalde in de Regeling identificatie en registratie van dieren, mits zij zich aan bepaalde voorwaarden houden.
De economische politierechter is gebleken dat in september 2002 door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is vastgesteld het “Uitvoeringsprotocol gewetensbezwaarde identificatie en registratie van runderen”, op grond waarvan de veehouder die zich schriftelijk als gewetensbezwaarde bij het ministerie heeft gemeld runderen kan weiden zonder I & R-merken en bij slacht door de ontvanger merken worden aangebracht.
Dit protocol is niet in de Staatscourant gepubliceerd en er wordt – ondanks ruime aandacht voor I & R - geen melding van gemaakt op de internetsite van het ministerie en het protocol is niet, althans niet uitdrukkelijk, gebaseerd op enig wettelijk voorschrift.
Vast staat dat verdachte zich als gewetensbezwaarde heeft gemeld.
Aannemelijk is dat zij daarop nimmer enige reactie heeft ontvangen.
In strikte zin kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen omdat verdachte varkens houdt en geen runderen. Overtuigend is deze strikte lezing evenwel niet omdat runderen dienen te worden voorzien van een levensnummer en varkens van een (minder specifiek) bedrijfsnummer waardoor de noodzaak van een foto (zoals in het protocol voorgeschreven voor runderen van gewetensbezwaarden) vervalt.
Daar waar door de minister is gekozen voor een buitenwettelijke regeling voor houders van runderen met gewetensbezwaren had het dan ook op zijn weg gelegen te motiveren waarom het protocol slechts geldt voor een deel van de dieren waarop Regeling indentificatie en registratie van dieren betrekking heeft.
Nu dit niet is geschied, is de economische politierechter van oordeel dat genoemde Regeling voor gewetensbezwaarden willekeurig wordt toegepast.
Het openbaar ministerie wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar vervolging voor zover het de tenlastelegging met het parketnummer 06/035659-02 en feit 1 van de tenlastelegging met het parketnummer 06/035064-03 betreft.
Parketnummers: 06/035659-02 en 06/035064-03 - 3 -
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/035064-03 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
zij op 18 december 2002 in Nederland een aantal varkens heeft vervoerd, terwijl die zending varkens niet vergezeld ging van een geldige verklaring van een praktizerend dierenarts, dat deze dieren afkomstig waren van een bedrijf dat vrij is van dierziekten.
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de verdachte
Met betrekking tot feit 2 van de tenlastelegging met het nummer 06/035064-03 heeft verdachte gesteld dat met het afnemen van bloed van varkens in strijd wordt gehandeld met artikel 36, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen. Zij heeft daartoe gesteld dat bij het afnemen van bloed varkens een strop om snuit of hals wordt gedaan waarna met een lange dikke naald uit de hartstreek bloed wordt afgenomen, hetgeen soms tot de dood van het varken leidt.
Het afnemen van bloed dient een redelijk doel nu dit dient ter bestrijding van (verspreiding) van dierziekten. Bovendien neemt niet verdachte het bloed af.
Voorts moet worden gezegd dat verdachte naast haar werk als journaliste varkens houdt. Daartoe is zij niet genoodzaakt doch zij heeft daarvoor gekozen, omdat zij zich het lot heeft aangetrokken van varkens zoals die in Nederland in het algemeen worden gehouden.
Zij heeft zich dus willens en wetens in een situatie begeven waarin zij met de plicht tot bedrijfscontrole met de afname van bloed wordt geconfronteerd.
Verdachte weigert ook niet stelselmatig toe te laten dat bloed wordt afgenomen. Op 18 december 2002 was het slechts iets te lang geleden dat bloed was afgenomen, met als gevolg dat de verklaring van de dierenarts niet meer geldig was.
Het beroep op overmacht moet dan ook worden verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en draagkracht van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Parketnummers: 06/035659-02 en 06/035064-03 - 4 -
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10a en 78 van de Veewet;
- 2 van de Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993.
Beslissing
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging ten aanzien van het de onder parketnummer 06/350659-02 en parketnummer 06/035064-03 onder 1 tenlastegelegde feiten.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/035064-03 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 06/035064-03 onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
- overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10a van de Veewet.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 150,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen mr. Lok, economische politierechter, in tegenwoordigheid
van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank
van 7 juli 2003.