ECLI:NL:RBZUT:2003:AF9443

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060498-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Hoorn
  • E. Elders
  • D. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in bijzijn van kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 mei 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte op 1 mei 2003 werd gehoord. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 26 december 2002 te Ruurlo, waar de verdachte haar echtgenoot met een mes in de rug of schouder heeft gestoken, met de intentie om hem van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, maar sprak haar vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank baseerde haar oordeel op een psychologisch rapport van P.M.F. Brookhuis, waarin werd vastgesteld dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het misdrijf was gepleegd, waaronder de invloed van alcohol en de aanwezigheid van de kinderen. De verdachte had eerder ervaringen met gewelddadigheid en er waren aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 322 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uren opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden toegepast. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en reclassering om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De uitspraak werd gedaan door mrs. Van Hoorn, Elders en Draisma, in aanwezigheid van griffier Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Betreft: een poging tot doodslag van echtgenoot in bijzijn van 2 van haar kinderen; in de nacht van de eerste op tweede kerstdag.
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060498-02
Uitspraak d.d.: 14 mei 2003
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 mei 2003.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 26 december 2002 te Ruurlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, met een mes (krachtig) in de rug en/of schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 26 december 2002 te Ruurlo aan [slachtoffer], zijnde haar echtgenoot opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond en/of een litteken in de schouder/rug), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes (krachtig) in de rug en/of schouder, althans het lichaam (van die [slachtoffer]) te steken;
artikel 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 26 december 2002 te Ruurlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde haar echtgenoot, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes (krachtig) in de rug en/of schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
de primair tenlastegelegde poging tot moord heeft begaan, aangezien niet is gebleken van een kalm beraad en rustig overleg dat was gericht op de levensbeëindiging van [slachtoffer].
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair impliciet tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 26 december 2002 te Ruurlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes krachtig in de rug of schouder van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
- primair: poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een monodisciplinair psychologisch rapport van d.d. 8 april 2003, opgemaakt door P.M.F. Brookhuis, GZ klinisch psycholoog, kinder- en neuropsycholoog.
Uit de inhoud van dit rapport komt het volgende naar voren.
Verdachte blijkt ervaringen te hebben met gewelddadigheid, zowel in haar jeugd als in haar huwelijk. Er is in deze sprake van psychisch gevoelde overbelasting. In het verlengde daarvan zijn aanwijzingen voor het bestaan (hebben) van een stress-stoornis.
Bij continuïteit in -en preoccupatie met- ervaren van grensoverschrijding op seksueel gebied, ontrouw en gewelddadige bejegening door haar man. Dit is te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis met (in geringe mate) theatrale en obsessieve kenmerken.
Van deze combinatie van factoren was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sprake en zij wordt ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Verdachte heeft het ontoelaatbare van haar gedrag na het plegen van het tenlastegelegde kunnen inzien. Het gevaar voor recidive valt niet uit te sluiten, maar is te verkleinen door een behandeling. Daarbij dient aandacht te worden gegeven aan het komen tot een oplossing in de vastgelopen relationele problematiek, met name de geweldproblematiek met haar echtgenoot.
Er wordt geadviseerd een gecombineerde straf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk deel met daaraan verbonden een behandeling en verplicht reclassingstoezicht.
De rechtbank kan zich mede gelet op het onderzoek ter terechtzitting verenigen met het over verdachte opgemaakte monodisciplinaire rapport. Zij neemt de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Bijzondere motivering inzake strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft naast het hiervoor vermelde inzake het enigszins verminderd toerekeningsvatbaar zijn van verdachte, ook in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte verkeerde onder invloed van alcohol toen zij zich tijdens een ruzie met haar echtgenoot schuldig heeft gemaakt aan grof geweld. Zij heeft met een mes op hem ingestoken en hem daarbij een verwonding toegebracht die evengoed fataal hadden kunnen zijn. Extra kwalijk en zorgelijk acht de rechtbank dat de aanwezigheid van verdachtes nog jonge kinderen verdachte niet heeft kunnen weerhouden van haar daad, nu toch algemeen bekend is welke traumatiserende invloed daarvan uit kan gaan.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte en aangever hebben aangegeven aan hun relatie te willen werken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot doodslag.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 322 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzon-dere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarde:
veroordeelde zal zich geduren-de de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Elders en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van
14 mei 2003.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.