RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 080414-02
Uitspraak d.d.: 9 april 2003
Tegenspraak / dip
Na aanhouding: verschenen (aanzegging)
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in RIJ De Doggershoek te Den Helder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
5 februari 2003 en 26 maart 2003.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 29 oktober 2002, althans in de maand oktober 2002, te Twello, althans in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt,althans in elk geval door een of meer handeling(en) bij die [slachtoffer] op enige wijze de ademhaling onmogelijk gemaakt en/of belemmerd en/of op die [slachtoffer] anderszins geweld toegepast,tengevolge van een of meer van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 29 oktober 2002, althans in de maand oktober 2002, te Twello, althans in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt, althans in elk geval door een of meer handeling(en) bij die [slachtoffer] op enige wijze de ademhaling onmogelijk gemaakt en/of belemmerd en/of op die [slachtoffer] anderszins geweld toegepast,
tengevolge van een of meer van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
De raadsman heeft aangevoerd dat de verbalisanten die de verdachte en diens mededader hebben aangehouden onrechtmatig hebben gehandeld en de auto waarin verdachte en diens mededader reden onbevoegd hebben onderzocht. Hij stelt daarbij dat het daardoor verkregen bewijsmateriaal onwettig is vergaard en van het bewijs uitgesloten dient te worden, evenals het verdere verkregen bewijsmateriaal dat in overwegende mate als opbrengst van dit handelen is te beschouwen. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat daarmee bij een bewezenverklaring in de strafmaat rekening gehouden dient te worden door middel van matiging van straf.
De rechtbank verwerpt het verweer. Van een onbevoegd optreden zijdens de aanhoudende politiefunctionarissen is de rechtbank niet gebleken, evenmin van een onbevoegd doorzoeken van de auto.
De raadsman heeft verder een beroep gedaan op verzuimen voorafgaande aan en bij de aanhouding van verdachte.
Dergelijke verzuimen kunnen tijdens de behandeling ter terechtzitting enkel aan de orde worden gesteld wanneer daartegen niet in eerdere fase van het strafproces bezwaar kon worden gemaakt. In casu heeft toetsing door de rechter-commissaris plaatsgevonden. De raadsman is bij het verhoor aanwezig geweest en heeft meegedeeld dat hij over de inverzekeringstelling geen opmerkingen had. De rechter-commissaris heeft de inverzekeringstelling niet onrechtmatig geoordeeld. De rechtbank heeft geen reden hier anders over te oordelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 29 oktober 2002 te Twello, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en haar mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt, tengevolge van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een residentieel multidisciplinair rapport opgemaakt van 6 maart 2003 door drs. E. van Maren, gezondheidspsycholoog, drs. T.P. Keulen, directeur pedagogisch beleid, en H.S. Backer, kinder- en jeugdpsychiater, allen verbonden aan Rijksinrichting voor Jongeren De Doggershoek te Den Helder.
De raadsman heeft aangevoerd dat de in het residentieel multidisciplinair onderzoeksrapport getrokken conclusies zijn gebaseerd op basis van beperkte informatie, welke in kort tijdsbestek is verkregen. De onderzoekers lijken geschokt te zijn door de feiten uit het proces-verbaal en op basis daarvan negatieve conclusies te trekken, terwijl er te weinig aandacht wordt gegeven aan positieve punten. Ook valt niet te zien of de persoonlijkheid van de verdachte zich niet meer zou kunnen ontwikkelen.
De raadsman heeft verzocht om een nieuw onderzoek te laten plaatsvinden naar de persoonlijkheid van verdachte en haar behandelbaarheid.
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman tot het laten verrichten van een tegenonderzoek overweegt de rechtbank het volgende.
De instelling waar verdachte is onderzocht is gespecialiseerd in het verrichten van onderzoeken bij strafrechtelijk en civielrechtelijk geplaatsten. Drs. E. van Maren heeft het onderzoek geleid met betrekking tot psychologisch deelonderzoek en H.S. Backer heeft het onderzoek geleid met betrekking tot het psychiatrisch deelonderzoek. Beiden hebben een ruime ervaring met het verrichten van onderzoeken. De deelrapportages zijn niet alleen gebaseerd op lezing van het proces-verbaal en onafhankelijk van elkaar verrichte onderzoeken door de afzonderlijke rapporteurs - die bovendien meer onderzoek en gesprekken met verdachte hebben gehouden dan gebruikelijk is -, maar mede op testen die zijn afgenomen door daartoe gespecialiseerde medewerkers, observatieverslagen van groepsleiders en de uitkomsten van gehouden voortgangsgesprekken.
Alvorens verdachte medewerking verleende aan een test werd er uitleg gegeven en een controle uitgevoerd om vast te stellen, of de verdachte de strekking van de betreffende test
begreep. De resultaten van de testen werden vergeleken met de bevindingen en zonodig vond er nader onderzoek plaats.
De uitkomsten van de deelonderzoeken bleken zodanig overeen te stemmen dat het advies door Van Maren en Backer gezamenlijk is geschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de over verdachte opgemaakte rapportage zeer zorgvuldig en op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Van de noodzaak om een nieuw onderzoek te bevelen is niet gebleken. De rechtbank wijst het verzoek tot het houden van een tegenonderzoek op voormelde gronden af.
Uit de inhoud van het rapport en het verhandelde ter terechtzitting, alwaar Van Maren en Backer voornoemd als getuige-deskundigen zijn gehoord, komt het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van een sterk gestoorde persoonlijkheidsstructuur, namelijk een psychopathe karakterstructuur, bij een gemiddelde intelligentie. Hiervan was sprake zowel voor, tijdens als na het plegen van het tenlastegelegde feit. Er moet een zeer grote rol worden toegekend aan interne, met de persoonlijkheidsstoornis samenhangende factoren.
Bij verdachte is sprake van een zeer sterk beperkte gewetensfunctie met een opvallend ontbreken van affect ten aanzien van het tenlastegelegde. Gelet op de gestoorde persoonlijkheidsstructuur en de planmatige uitvoering van het tenlastegelegde moet worden uitgegaan van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De recidivekans is sterk verhoogd door onder andere de psychopatische karakterstructuur, de antecedenten en de houding ten opzichte van het tenlastegelegde en de antecedenten. Verdachte is niet in staat zich in anderen in te leven en lijkt vooral uit op haar eigen gewin. Het ontbreekt haar aan schuld- en schaamtegevoel. De kans dat deze factoren te beïnvloeden zijn wordt als klein ingeschat en de behandelmogelijkheden van de persoonlijkheidsproblematiek is gering, terwijl er wel een groot maatschappelijk belang is in het voorkomen van recidive.
Er wordt geadviseerd om naast een passende detentie aan verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen. Gezien de leeftijd van verdachte bestaat de mogelijkheid om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen daar verdachte voldoet aan de daarvoor bepaalde criteria.
Met de conclusies van het rapport kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusies over.
Toepassing meerderjarigen strafrecht
Hoewel de verdachte ten tijde van het begaan van het hierboven tenlastegelegde en bewe-zenverklaarde de leeftijd van zes-tien doch nog niet die van achttien jaren had bereikt, vindt de rechtbank - mede gelet op de inhoud van het over verdachte opgemaakte multidisciplinair rapport en het verhandelde ter terechtzitting - grond recht te doen overeenkomstig de bepalingen voor strafrechtelijk meerderja-rigen, in de ernst van het begane feit, de per-soonlijkheid van verdach-te en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Bijzondere motivering inzake strafoplegging
Met betrekking tot de aard en de ernst van de feiten heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte wilde de relatie met [slachtoffer] beëindigen omdat er voor haar geen materieel gewin meer viel te behalen. Ze heeft het plan opgevat om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte had sinds kort een relatie met haar mededader en heeft hem bewogen aan haar plan meewerken. Ze hebben gezamenlijk het plan verder uitgewerkt en hun plan op een emotieloze wijze tot uitvoering gebracht. Zij hebben [slachtoffer] het hoogste menselijk goed, namelijk zijn eigen leven, ontnomen en hem op een buitengewoon schokkende en gewelddadige wijze om het leven gebracht.
Het overlijden van [slachtoffer] en de wijze waarop aan zijn leven een einde is gekomen heeft onpeilbaar diep leed bij de nabestaanden teweeggebracht. Bovendien is door dit gewelddadig handelen de rechtsorde ernstig geschokt.
Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de toch nog jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapportage is gebleken dat de veiligheid van anderen, danwel de algemene veiligheid van personen, zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege van verdachte eist. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig delict, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld. De rechtbank zal derhalve de terbeschikkingstelling gelasten met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Aangezien het bewezen verklaarde feit, zij het in enigszins verminderde mate, aan verdachte kan worden toegerekend is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf naast de vermelde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op zijn plaats is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming ge-voegde zaak, bekend onder parket-nummer 92054-02, namelijk:
- oplichting, gepleegd in de periode van 1 maart 2002 tot en met 31 mei 2002 te Apeldoorn.
Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 47, 77b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van moord.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Elders en Collenteur, rech-ters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting
van 9 april 2003.