ECLI:NL:RBZUT:2003:AF6833

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/1712
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen bestuursrechtelijke uitspraak inzake ziekengeld

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 maart 2003 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door de directeur van een werkgever, die optrad namens een werkneemster, A, die geen recht had op ziekengeld na haar ziekmelding. De rechtbank had eerder op 23 januari 2003 het beroep van A tegen een besluit van het UWV niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een eerdere beslissing van het UWV op 21 augustus 2002, waarin werd vastgesteld dat A geen recht had op ziekengeld omdat zij recht had op loondoorbetaling door haar werkgever.

De rechtbank oordeelde dat de directeur van de werkgever, X, niet als belanghebbende kon worden aangemerkt in deze procedure, omdat hij niet tijdig beroep had ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 13 november 2002. De rechtbank concludeerde dat het verzet, dat was ingesteld naar analogie van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet-ontvankelijk was. De rechtbank merkte op dat het de werkgever redelijkerwijs kon worden verweten dat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit van 21 augustus 2002, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die dit nalaten konden rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het verzet van de werkgever dan ook afgewezen en verklaarde het niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. N.C. van Lookeren Campagne, en de beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 02/1712
UITSPRAAK
in het geding tussen:
A, gevestigd te B, opposante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
1. Motivering
Mr. J.W.H.M. Koers, advocaat te Doesburg, heeft bij verzetschrift van 4 februari 2003 namens C in diens hoedanigheid van directeur van A, verzet gedaan tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegeven uitspraak van de rechtbank van 23 januari 2003, waarbij het beroep van Z niet-ontvankelijk is verklaard.
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, eerste volzin, van de Awb kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de rechtbank tegen een uitspraak bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit.
Bij besluit van 21 augustus 2002 heeft geopposeerde bepaald dat Z naar aanleiding van haar ziekmelding op 19 juni 2002 geen recht heeft op ziekengeld vanwege haar recht op loondoorbetaling door de werkgever. Bij brief van 30 augustus 2002 heeft Z tegen dit besluit bezwaar gemaakt, dat bij besluit van 13 november 2002 ongegrond is verklaard.
Tegen dit besluit heeft C in zijn hoedanigheid van directeur van opposante - uitsluitend - namens Z beroep ingesteld.
Vanwege de rechtbank is mr. Koers voornoemd verzocht aan te geven of (mede) namens Z verzet is gedaan. Ondanks diverse herinneringen heeft hij aan dit verzoek geen gevolg gegeven. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het verzet alleen namens opposante is ingesteld.
De rechtbank is van oordeel dat het door opposante ingestelde verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Zo ervan mag worden uitgegaan dat opposante belanghebbende is bij de uitspraak van 23 januari 2003, kan haar naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs worden verweten dat zij heeft nagelaten tegen de beslissing op bezwaar van 13 november 2002 beroep in te stellen, net zoals haar verweten had kunnen worden, in het geval zij beroep had ingesteld, dat zij tegen het besluit van 21 augustus 2001 geen bezwaar heeft gemaakt. Niet valt in te zien welke feiten of omstandigheden dit nalaten zouden kunnen rechtvaardigen. Naar analogie van artikel 6:13 van de Awb is het door opposante ingestelde verzet daarom niet-ontvankelijk.
2. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. N.C. van Lookeren Campagne en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: